Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1776
(1776)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 557]
| |
Godt verheerlykt in zichzelven, door J. de Groot. Te Leyden by J.J. Thyssens 1776. In groot octavo 24 bladz.DEr Dichteren Wetgeever Horatius zegt, gelyk de Dichtkundige Pels het uitdrukt,
Neemt eene stof, zo ge iets wil schrijven, die uw' krachten
Niet overtreft, en wikt en weegt in uw' gedachten,
Of uwe schouders ook bekwaam zijn, of te zwak,
Den last te draagen van hun opgeleide pak:
Wie na zijn' magt een' stof verkiest, om van te spreeken,
Dien zal 't aan orde, noch welspreekendheid onthreeken.
Had J. de Groot deeze Wet geweeten of 'er aan gedagt, hy zou zekerlyk dit voor hem te gewigtig onderwerp niet gekoozen hebben, om aan zynen rymlust te voldoen. De Man is 'er niet toe geschikt; men bespeurt dit terstond, zo dra hy begint, daar hy aldus aanvangt.
Myn ziel gaat groot en wil een Godheid baren
Uit gouden inkt op pergamente blaren;
Maar wat zal 't zyn, zoo niet Gods eigen Geest
Haar gul vergast op een nieuw Pinxterfeest,
En 't dorre drenkt met meer dan zilvren druppelen,
Op dat ze veilig mag ten Hemel hupplen.
't Is bykans onverschoonlyk, zo men niet veel op der Menschen onkunde en welmeenendheid moet afschryven, dat een zo deftig onderwerp dus mishandeld wordt. Met regt verzoekt hy, ten laatste, verschooning dat hy Gods Beeld door zyne handen
Zoo stoutlyk schon, tot zyner eigen schanden,
Want wie bestaat te ontleeden zulk een God,
Verdient ter loon, der menschen schimp en spotGa naar voetnoot(*).
|
|