| |
| |
| |
Verhandeling over het Electrizeeren, door M. van Marum. A.L.M. Phil. et Med. Doctor. Te Groningen, voor Rekening van Yntema en Tieboel, te Amsterdam 1776. Behalven het Voorwerk 96 bladz. in groot octavo.
HErhaalde proefneemingen, nopens de werkingen der Electrike Stof, hebben steeds de kundigheden van de onderzoekers der Natuure deswegens uitgebreid; en zulks heeft te meer gelegenheid gegeeven, om de Electrizeer-Machines van tyd tot tyd te verbeteren, in hoope van daar door te gelukkiger te slaagen in 't doen van verdere ontdekkingen. Een nieuw blyk deezer poogingen, geschikt om van nuttigheid te zyn, verleent ons de arbeidzaame en oplettende van Marum in dit Geschrift, 't welk ons de beschryving en afbeelding van eene nieuw uitgevonden Electrizeer-Machine onder 't oog brengt. - Naar luid der Voorrede bragt hem het dikwerf mislukken zyner Proefneemingen met de gewoone Machines, zo met een glazen Bol volgens Nollet, als met de glazen schyven, volgens Dollond, ter onderzoekinge, os de Machine, ter voorkominge hier van, niet te verbeteren ware. Eerlang begon hy, met behulp van Mr. Gerhard Kuyper, Physischen Instrumentmaaker te Groningen, te beproeven, of 'er eene genoegzaame opwekking van de Electrike Stof te verkrygen ware, door Kwikzilver, in plaats van de gewoone Vryvers, te gebruiken. En toen dit, in eene min drooge lugt, niet aan het oogmerk beantwoordde, viel hy op de ge- | |
| |
dagten van Lakschyven te gebruiken. Het bleek naamlyk dat het vogt der Lugt hier te meer hinderlyk was, om dat het glas door deeze viyving geen warmte, gelyk door die van kussentjes, verkreeg; en dus kwam het maaken van Lakschyven in overweeging; dat hem vervolgens, hier toe geschikte Lakschyven erlangd hebbende, deed navorschen, op welk eene wyze de Electrike stof, door deeze schyven met kwikzilver te vryven, ten voordeeligste opgewekt kon worden. Langs deezen weg kwam de Heer van Marum, na veelvuldige proeven, ter intigtinge van eene nieuwe Electrizeer-Machine, die hem by uitstek voldaan heeft, en waar van hy in dit Geschrift een onderscheiden verslag mededeelt.
Ten einde een ieder te beter in staat te stellen, om dit stuk behoorelyk na te gaan, ontvouwt hy in de eerste plaats het geen ten rechten verstande van het Electrizeeren dient, en dat 'er by in agt genomen moet worden; in zo verre als zulks noodig is, om over den aart van dit werktuig, en de proefneemingen, zo ter uitvindinge van het zelve, als met het zelve, in 't werk gesteld, wel te kunnen oordeelen. Verder toont hy ons, aan welke gebreken alle de bekende Electrizeer-Machines onderhevig zyn; waar over de Lief hebbers zo dikwerf geklaagd hebben. Men ondervindt naamlyk gestadig, dat de gesteldheid van den Dampkring zo veel invloeds op de werking heeft, dat men zomtyds, en wel doorgaans wanneer de Dampkring vogtig is, eene veel geringere kragt, dan gewoonlyk, door dezelven verkrygt. Daar benevens is 't aan alle die Machines eigen, dat de opwekking der Electrike stof, hoe gunstig ook de Lugtsgesteldheid zy, egter nooit eenpaarig is, dat veele proefneemingen belemmert, en sommigen gelieel ondoenlyk maakt. Dit gebreklyke zette den Heer van Marum, als gezegd is, aan, om te beproeven, van wat dienst het Kwikzilver, in piaats van de gewoone vryvers, zou zyn; en van deeze zyne proefneemingen geeft hy hier vervolgens verslag; waar op hy voorts overgaat tot het mededeelen zyner Proeven, ter verkryginge eener bestendiger Electrizeer-Machine, door het gebruik van Schyven uit Gom-lak bereid, in p aars van Glazen Schyven, niet melding van den gelukkigen uitslag deezer proesneemingen, die hem in staat stelden om zyne Electrizeer-Machine tot des te meerder volkomenheid te brengen. Aan het berigt van deeze zyne vorderingen hegt hy dan wyders eene beschryving, met eene nevensgaande af beelding, van zyne nieuws uitgevonden Electrizeer-Machine; waar uit men een geregeld denkbeeld van deszelfs samenstel en werking vormen kan. En zulks leidt
| |
| |
hem tot het ontvouwen van de voordeelen, welken dezelve boven de gewoone Electrizeer-Machines heeft, die voornaamlyk op de volgenden uitkomen. (1.) Derzelver werking hangt zeer weinig af van de Lugtsgesteldheid; zy is, zelfs by de vogtigste Lugtsgesteldheid, tot de opwekking der Electrike stof, genoegzaam even geschikt, als in eene droogere Lugt. (2.) Zy werkt altoos genoegzaam eenpaarig, en de Proefneemer kan dus, onder het doen van langduurige proeven, verzekerd zyn, dat de opwekking der Electrike stof, geduurende de proefneeming, niet vermindert. (3.) Dit werktuig wordt veel gemaklyker ombewoogen; een zwak mensch kan 'er, verscheiden uuren agtereen, mede werken, zonder vermoeid te worden, en men is tevens in staat, om 'er alle proefneemingen mede te verrigten, zonder de hulp van een' anderen te behoeven. (4.) Het is daarenboven by uitstek geschikt, tot proefneemingen, die eene bestendige mededeeling van Electrike stof, enige uuren of dagen agtereen, vereischen. Men kan het naamlyk door een gewigt laaten omdryven; en als men het zelve tot de hoogte van twaalf voeten opgewonden heeft, behoeft men tot zodanige proeven geen meer moeite of tyd te besteeden, dan dat men het bykans afgeloopen gewigt, na verloop van zes uuren, weder opwint; dat in verscheiden gevallen van zeer veel dienst is, en door de gewoone Electrizeer-Machinen of in 't geheel niet, of zeer bezwaarlyk, werkstellig gemaakt kan worden. (5.) Men kan met dit werktuig zeer gereed eene Negative kragt verkrygen, welke aan de positive kragt van het zelve volkomen gelyk is. En eindelyk (6.) men kan, met de Conductors van deeze Machine, in meest alle proefneemingen, de Electrike kragt, door eene zeer gereede verandering van dezelven, zonder kettingen, draaden of soortgelyke middelen, overbrengen, waar dezelve vereischt wordt; dat in sommige proefneemingen van zeer veel belang is. - Uit de optelling deezer voordeelen, welken de Heer van Marum breeder aanwyst, is gereedlyk af te
neemen, dat deeze Machine zeer veel vooruit heest, boven de gewoone Electrizeer-Machines, en dat dezelve byzonder van dienst kan weezen, ter nadere ontdekkinge en verklaaringe der Electrike verschynselen. Dit laatste toont ons de Uitvinder ten duidelykste, door eindelyk by dit alles te voegen een aantal van nieuwe Proefneemingen, raakende de opwekking der Electrike vloeistof, met de beschreven Machine in 't werk gesteld; strekkende wel inzonderheid, om te onderzoeken, welke omstandigheden op de opwekking der Electrike stofveel, of weinig, of geen invloed hebben; waaromnent men met
| |
| |
deeze Machine naauwkeuriger Proeven, dan anders, in 't werk kan stellen. Onze Schryver geeft een naauwkeurig berigt van deeze zyne Proeven, met ontvouwinge van derzelver nuttigheid, ter vermeerderinge onzer kundigheden nopens de Electrike werking; dat natuurlykerwyze de Lief hebbers moet aanspooren om deeze en soortgelyke Proefneemingen, ter nadere ophelderinge, verder voort te zetten. - Om hen hier toe nog meer de behulpzaame hand te bieden, is het oogmerk van den Heer van Marum, zyne proefneemingen te agtervolgen, en dezelven, zo dra hy zyn voorgenomen plan hier omtrent ten einde gebragt zal hebben, in 't licht te geeven; wanneer hy te gelyk zal melden, welke manier van bereiding der Lakschyven hy de beste gevonden heeft; waardoor hy een ieder, die zig op deeze proefneemingen wil toeleggen, ongetwyffeld een weezenlyken dienst zal doen. - Langs deezen weg zal men gelegenheid hebben tot het doen van verscheiden nieuwe proefneemingen van verschillenden aart, die aanleiding kunnen geeven ter ophelderinge van etlyke duisterheden, en ter verdere naspooringe van de eerste oorzaak der Electrische verschynselen, waaromtrent men tot nog geen groote vorderingen gemaakt heeft. Hier toe dient ook een toestel, door den Heer van Marum vervaardigd, geschikt, om, met behulp der Lugtpomp, Electrische Proeven te doen op den verschillenden staat van den Dampkring, waar van wy, om deszelfs byzonderheid, de beschryving en afbeelding, die de IIde Plaat in het Werkje is, zullen mededeelen.
‘Op de schotel van de Luchtpomp, zegt hy, welke ten dien einde ene buitengewone grote middellyn van 12¼ Rhynlandsche duimen heest, hebben wy geplaatst ene Lakschyf van tien duimen middellyn, in een houte stoekje, het welk uit twee stylen, aan enen bodem verenigd, bestaat, en op den stoel wordt vastgeschroefd. Op den eenen styl A loopt het ene eind van de schyfs spil, en het ander eind loopt in een stukje koper, het geen in den tegenoverstaanden styl is vastgemaakt. Tusschen deze stylen staat het houte quikbakje, besloten in een ander bakje B, het geen geheel van Gomlak gemaakt is, en wiens randen een duim hoger, dan van het houte bakje zyn: hier door wordt het quikbakje, zo van den bodem, als van de stylen van het stoeltje, zo wel afgezondert, dat 'er, niettegenstaande de beknoptheid, welke dit samenstel vereist, om onder ene glazen klok geplaatst te kunnen worden, egter gene de minste Electrike kracht uit het bakje door wegvloeijing kan verloren gaan. De spil heeft aan
| |
| |
zyn ene eind een rondzel, in het welk vat een horizontaal rad C, wiens as D tot onder de schotel verlengd is, en daar ene draijer E heeft, om ombewogen te worden. In de schotel is vast geschroefd een doosje met lere schyven F, om te beletten dat de buitenlucht, by het omdraijen van deze as, wanneer de Lucht in de klok, welke hier over geplaatst wordt, verdund is, niet langs dezelve insluipe. Op den styl A is vast geschroefd een stukje koper, voorzien van een gat, waar in loopt het eind van de as van het horizontaale rad; het welk voorzien is van ene moerschroef, om te beletten, dat de as niet na beneden kan zakken. Aan denzelfden styl wordt ook aangevoegd het koperdraad G, het geen, door twe tegen over elkanderen staande punten, de stof aan de schyf aanvoert. Midden door den anderen styl, welke tot boven de schyf tot H verlengd, en van verlakt hout is, gaat een koperdraad, wiens onderste eind aan de binnenzyde van dezen styl, midden tusschen de spil van de schyf en den bodem van het stoeltje, een weinig uitsteekt, en een stukje koper raakt, het geen daar in de zyden van het Lakbakje is, ten einde het quikbakje met dit koperdraad gemeenschap te geven. Deze gehele toeftel is overdekt met ene hier toe vervaardigde glazen Klok, welke van boven open is. Dezelve wordt gedekt met de dekplaat I, van onderen met een gat voorzien. Hier in past het bovenste eind van het beschreven koperdraad, waardoor de Electrike kracht, welke het quikbakje verkrygt, aan de dekplaat wordt medegedeeld.’
Met dien toestel deed de Heer van Marum verscheiden proefneemingen, waar van hy een naauwkeurig verslag geeft; onder anderen ook op de vaste Lugt; waar toe de verdere toestel, in de Plaat te zien, strekte. Een deezer proefneemingen beschryft hy aldus.
‘Wy gebruikten tot deze proefneming de vaste Lucht, welke ontftaat by de opbruizing van Kalk met Vitriool-oly gemengd: dewyl men van deze op 't schielykste ene aanmerkelyke hoeveelheid verkrygt. Om de ledig gepompte Klok met deze vaste Lucht, zo min als doenlyk, met gewone Lucht vermengd, gevuld te krygen, schroefden wy aan de pyp K, aan welke anders de quikbuis geschroefd is, de buis L, voorzien van ene kraan M, aan welke wordt aangeschroefd de plaat of schotel N, om aan het zelve met smeer aan te voegen het omgekeerde glaze klokje O, het weik dan, wanneer de kraan M open staat, door middel van de buizen K en L met de grote klok gemeenschap heeft.
| |
| |
Wy begonden deze proefneming met eerst te onderzoeken, of deze vaste Lucht enigermate leidende zy. Hier toe gebruikten wy een daar toe geschikten Cylinder; waar uit, wanneer wy de Lucht, zo ver als doenlyk was, gepompt hadden, deden wy in het glaze klokje O, na vooraf deszelfs rand met het gewone smeer voorzien te hebben, zo veel gebluschte Kalk en Vitriool-oly, als ons nodig scheen, om den Cylinder met vaste Lucht te vullen. De opbruizing zo lang, naar onze gissing, geduurt hebbende, dat de ontwikkelde vaste Lucht de plaats van de gewone Lucht in dit klokje besloeg, drukten wy deszelfs rand, welken wy te voren van het gewone smeer voorzien hadden, onder tegen de plaat N; terwyl wy te gelyk de kraan M open zetteden. Op deze wyze den Cylinder met vaste Lucht gevuld hebbende, bevonden wy, dat dezelve geen leider van de Electrike stof is.
Wy vulden vervolgens onze grote kiok, waarin de Electrizeer-Machine geplaatst stond, na dezelve eerst Luchtledig gepompt te hebben, op dezelfde wyze, met deze vaste Lucht, en zagen toen, dat de opwekking in deze volstrekt dezelfde ware, als in de Lucht van den Dampkring.’ |
|