Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1776
(1776)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijSpectatoriaale Schouwburg, behelzende eene Verzameling der beste zedelyke Tooneelstukken, byeengebragt, uit alle de verscheiden taalen van Europa. Met nieuw geinventeerde Konstplaaten versierd. Tweede Deel. Te Amst. by P. Meijer 1775. In octavo 336 bladzyden.NOpens het hoofdbedoelde in deeze Verzameling van Tooneelstukken hebben wy, toen ons het eerste Deel in handen kwam, een genoegzaam verslag gegeeven, om derzelver bedoelde en nuttigheid te meldenGa naar voetnoot(*). Aan het diestyds gezegde beantwoord dit tweede Deel even zo wel als het eerste, en de Lief hebbers van zedelyke Tooneelfpelen zullen reden vinden, om deswegens voldaan te weezen. Het levert een drietal van Stukken, welken ieder in zyne soort zeer wel uitgevoerd zyn. - In 't eerste komt ons voor de Roomsch-Catholyke Bisschop Hennuyer, als Beschermer der riugnenooten, in zyn Bischdom Lizieux, tegen de bekende woede van 't Fransche Hof, in St. Bartels nagt. - Het tweede maalt ons, in 't bedryf van den Heer de Leurye het character van een Regter, die de Geregtigheid handhaaft, met eene baarblykelyke ter zydestellinge van zyn eigen belang. - En het derde heeft ten onderwerpe de Mingevallen van Romeo en Julia; in we ken voorstelling ons onder 't oog gebragt worden, de rampzalige gevolgen van Familiepartyschap, door de daar uit ontstaande tegenstreeving van eerlyke en kuische Liefde, met aangewende poogingen tot haatelyken Huwelyks dwang. - Van het eerste, als voorheenen afzonderlyk uitgegeeven, hebben wy reeds gewag gemaaktGa naar voetnoot(†); en van 't laatste zy 't genoeg te melden, dat het zelve op eene zeer aandoenlyke wyze is uitgevoerd, des de Leezer niet kunne nalaaten deel te neemen, in de deerniswaardige ongevallen deezer Gelieven; maar 't tweede Stuk, getyteld de Regter, verdient nog wel eene nadere opmerking, waarom wy 'er wat byzonderer op staan zullen blyven. De Heer de Leurye, tot Regter in zeker Gewest aangesteld, is een Man, die 't gewigt van zyn Ampt ter harte neemt; begrypt dat | |
[pagina 509]
| |
hy geen moeite behoort te ontzien, om de zaaken des Geregts te ontwikkelen; dat niets hem moet aftrekken van regt te doen, volgens zyn oordeel, na een onpartydig onderzoek van 't voor hem gebragte geschil; en dat hy als Regter gehouden is, het vonnis, zonder eenig uitstel, aan den dag te brengen, zo dra de zaak haar volle beslag erlangd heeft. Voor zodanig een Regter hangt eene zaak tusschen een gemeenen Landman, en een aanzienlyken Graaf. Aan den laatstgenoemden is de Leurye alles wat hy bezit, van zyne opvoeding af, verschuldigd; door 's Graaven toedoen heeft hy een gewenscht Huwelyk aangegaan; zyn fortuin, rang, geluk, alles, heeft hy aan hem te danken; de Graaf voedt eene sterke genegenheid voor hem, en is bereidvaardig om bestendig ter vermeerderinge van zyn geluk te werken: des de Leurye onder de uiterste verpligting jegens den Graaf ligge. Een verschil tusschen deezen Graaf en den opgemelden Landman staat ter vonnisse van de Leurye. Zyn onderzoek toont hem de onregtmaatigheid van 's Graaven eisch; het regt van den Landman is hem onbetwistbaar; dit doet den Regter besluiten, om 't vonnis geen dag te vertraagen, maar den Landman in 't regtmaatige bezit, van den hem betwisten en reeds ontnomen grond, te herstellen. Vergeesch tragt de Graaf hem, uit erkentenis van genooten gunst, over te haalen; vrugtloos dreigt hy hem, met het verlies zyner vriendschap, die het verlies van zyn fortuin, rang en geluk met zig zal sleepen. Niettegenstaande 's Graaven herhaalde poogingen, hoe sterk de Leurye van zyne verpligting getroffen zy, hoe aandoenlyk het dreigende ongeval voor zynen geest kome, niet tegenstaande dit alles blyst deeze Regter onverzettelyk by zyn besluit, om de Geregtigheid te handhaaven Hy slaat derhalven ten laatste het vonnis, zo als de Regtvaardigheid van hem vordert, en getroost zig de aankondiging van 's Graaven ongenade, daar deeze scherplyk tegen hem uitvaart. - Dit is het algemeene beloop van des Regters bedryf, dat zeer natuurlyk, onder wel gepaste tusschenkomende Tooneelen, voortgaat; waar op het Spel beslooten wordt met 's Graaven ontdekking, dat de Leurye zyn Zoon is, hem uit een heimelyk huwelyk gebooren; benevens 's Graaven erkentenis van 't pryzenswaardige gedrag des Regters, als nu ziende, dat zyne handelingen jegens den Landman ontegtvaardig geweest waten; 't welk voorts ten gevolge heeft den gevestigden gelukstaat van de Leurye. - Het geheele Stuk is fraai van vinding, heeft eene keurige schikking, schetst de voorkomende characters eigenaartig, en boezemt ieders verbintenis tot eene onschendbaare Waarneeming zyner pligten ten sterkste in. Buiten verscheiden mindere byzonderheden, die zeer juist geplaatst zyn, wordt hier de gerustheid van den Landman op zyn goed regt, deszelfs vertrouwen op de regtvaardigheid des Regters, het aanstaan van den Graaf zo by den Regter als den Landman, benevens des Landmans gedrag, omtrent den Graaf en den Regtef, zeer natuurlyk geschetst. Maar bovenal, wordt men in 't nagaan van dit Tooneelstuk | |
[pagina 510]
| |
ten sterkste getroffen, door de bedaardheid en onverzetlyke standvastigheid des Regters, die ook invloed heeft op deszelfs Egtgenoote, en haar gelaaten maakt; waar van het volgende Tooneel tot eene proeve kan strekken. De Heer de Leurye staat op het punt, om naar de Regtbank te gaan, en verschynt met zyne Beminde, die 't gesprek indeezervoege aanvangt. Gy gaat dan het vonnis uitspreken?.... Helaas! 't Is het onze. De Heer de leurye.
Ik zie uwe tranen.... De Graaf heeft gedreigd.... Mevrouw de leurye.
Hy is op het punt van u te haten. De Heer de leurye.
Dat is een verschriklyke slag voor myn hart!.... Gy vreest voor het gevolg. Mevrouw de leurye, (met droefheid.)
Ja, en ik ontveins het u niet.... De Heer de leurye.
Herroep uwen moed, myne egtgenoote.... Wanneer men den stryd heeft aangegaan, moet men zegepralend te rug komen. De oefening van eene enkele deugd maakt den deugdzaamen man niet; maar eene enkele zwakheid is somtyds genoeg om den bloodaart te maken. Mevrouw de leurye.
De Graaf zal met ons breken; de toon van zyne stem heeft my doen beeven. Wy zullen tot armoede vervallen. Ik zal dat ongeluk egter met geduld dragen. Uw moed zal genoeg zyn, om den mynen te versterken; maar als ik myn dogtertje aanzie.... De Heer de leurye.
Lieve weêrhelft! breng my dat denkbeeld toch niet voor den geest..... Na het verlies van eenen vriend, wordt myne ziel om harentwille verscheurd. Mevrouw de leurye.
Wy waren gisteren nog zoo gerust! De Heer de leurye.
Gy ziet dat 'er geen bestendig geluk in dit leven is: maar is het niet beter, dat ons ongeluk uit eene goede, dan uit eene kwaade zaak voortkomt? Mevrouw de leurye.
Zich zonder ampt, zonder toevlugt te vinden; en in welk eenen tyd! De fatzoenlyke en arbeidzame man vindt heden zoo bezwaarlyk gelegenheid, om voordeel met zyn vlyt te doen.... Mogt het u ten minsten vry staan, het uitspreken van het vonnis van de hand te wyzen. | |
[pagina 511]
| |
De Heer de leurye.
Die Boer zoude my hebben kunnen ontslaan. Men heeft het hem tydiglyk te kennen gegevenGa naar voetnoot(*).... Ondertusschen blyft by my tot zynen Regter begeeren, en ik, zoude ik zoo lafhartig zyn van het vonnis uit te stellen! Neen; dat uitstel zoude hem schadelyk zyn: een ander zoude de zaak misschien zoo niet opvatten als ik; want ik heb dezelve door en door onderzogt. Ik ben verzekerd van zyn regt; het staat aan my hem te doen zegepralen, het gezag der Regtbanken ten zynen voordeele te doen werken. Ach! zeg my, wie zoude zich niet boven zich zelven, boven het laag belang verheven vinden, wanneer hy vonnist in den gewyden naam der Regtvaardigheid: bereikt dan een mensch de hoogste waardigheid niet, tot welke de voortreslykheid van zyne natuur komen kan? Het is voor elk, die eene ziel heeft, onmooglyk het recht te verraden.... Ja, hy zal dezen avond in het bezit van zyn eigendom hersteld worden: ik wil de kwelling van zyne onzekerheid verkorten. Zugt niet; ieder staat heeft zyne gevaren, zo wel als zyne pligten. Mevrouw de leurye.
Wat zyn de uwen moeilyk te vervullen! De Heer de leurye.
De mynen zyn het alleen niet. De soldaat beklimt de bres; de geneesheer tart de besmetlyke lugt der hospitalen; de liefhebber van natuurlyke zeldzaamheden doorkruist de zeeën, en bezoekt onbekende streeken; de geleerde stelt, om de regten der menschlykheid te handhaven, zyne vryheid en rust in de waagschale; ieder hunner blyft standvastig in zynen post, en wykt niet by 't naderen van 't gevaar; en ik, zoude ik schandelyk te rug treden, daar myne stem de stem der regtvaardigheid wordt, daar de onderdrukte van myne uitsprake zyne verlossing en zegepraal afwagt!... Wat zal ik toch verliezen? Myne fortuin? - Anderen hebben meer opgeofferd, en zoo veel niet gezugt.... Ik zal ten minsten het goed getuigenis van myn gewisse behouden; een vertroostend gevoel, dat de vlugtige geneugten, die de rykdommen verschaffen, te boven gaat, en het verlies van al het overige ligtelyk vergoedt. Mevrouw de leurye.
Ik verwonder my over uwe standvastigheid; maar ik ben egtgenoote en moeder.... Zoo veel deugd kan in myne ziel niet geredelyk vallen.... Gy zelf zult veel te lyden hebben.... De Heer de leurye.
Bekommer u niet over my; ik zal niet ongelukkig zyn, dan wanneer gy u zelve ongelukkig agt. | |
[pagina 512]
| |
Mevrouw de leurye.
In dat geval, myn vriend, zal ik eene poging doen; ik zal my bedwingen, en gy zult myne zugten niet meer hooren. De Heer de leurye.
Laat aan uwe zugten in dit oogenblik eenen vryen loop; eerlang zal de bedaardheid herboren worden; want zy is altyd eigen aan de onschuld; zelfs in eenen staat van ongeluk. Mevrouw de leurye.
Ik schaam my voor u, om dat de vrees voor het toekomende zoo veel op my vermag. De Heer de leurye.
Schrei en zugt vry; maar denk tevens aan den inwendigen vrede, van welken niets ons kan berooven, en herstel dus de grootheid uwer ziele. Mevrouw de leurye.
Ach! ik heb uw voorbeeld noodig om niet van wanhoop te bezwyken. De Heer de leurye, (met eenigen ernst.)
Zouden wy ons door zwakheid ongelukkiger maken, en zouden wy de vrugt van onzen stryd door nuttelooze klagten verliezen? Mevrouw de leurye.
Ik herroep dien moed.... Gy versterkt myne zwakke reden. Gy geeft de bedaardheid aan mynen geest weder. Welk een geluk voor my u ten gemaal te hebben! Het is aan u, dat ik de schoonste van alle deugden, de kloekmoedigheid van ziele, te danken heb. De Heer de leurye.
Uwe ziele zoude uit zich zelve alle die zwaarmoedige denkbeelden verbannen hebben. Ik heb niets anders gedaan, dan dat ik u de sterkste troostredenen vertegenwoordigd heb; en, indien wy geen kind hadden, zouden wy geene enkele traan gestort hebben. Mevrouw de leurye.
Men zy gerust.... Zy is, even als wy, onder het oog der Voorzienigheid. Ik zal u uwen vriend in het ongelyk zien stellen, en ik zal u met een bedaard oog zien.... Ik wil liever arm zyn, dan zien, dat gy uw ampt behoudt ten koste van eenen pligt, waar toe het zelve u verbindt. |
|