lyke begrippen van 't geloof in jesus; des dezelven, zo als hy toont, vervallen, wanneer men zich een recht begrip maekt van het geloof; als wanneer het duidelyk blykt, dat al het overige wat het Euangelie van den mensch vordert, als ene vrucht uit den stam voortkomt. De Leer der Genade en des Geloofs dus ontvouwd en verdeedigd hebbende, komt hy in zyne vyfde Verhandeling tot de laetst opgetelde hoofdzaek, of de gegrondheid en vastigheid der leere van de vergeeving der zonden door jesus christus. Hier beroept hy zich op de getuigenissen der Schriften des O. Testamentes, aengaende den Messias, als vervuld in jesus van Nazareth; en bevestigt zulks uit de bladeren des N. Testamentes, die onderling te samen loopen om ons van deze groote waerheid te verzekeren, en elkander toe te roepen: dit is een getrouw, zeker en aller aenneming waerdig woord, dat jezus christus in de waereld gekomen is, om
de zondaers zalig te maken. Eindelyk besluit hy dit alles, in zyne zesde of laetste Verhandeling, met een ernstigen aendrang van ieders verplichting, om het gewigt dezer Leere recht ter harte te nemen, en ter overtuiginge te geraken; met ene aenmoedigende opwekking van overtuigden, en troostryke opbeuring van zulken, die min of meer tot wanhoopige gedachten overslaen; by welke gelegenheid zyne slotreden aldus luid.
‘Zo zeker 'er een jesus is, zo zeker kunnen alle zonden den boetvaerdigen en gelovigen Zondaer vergeven worden. Zo zeker zijn zij hem reeds vergeven, - wanneer hij 'er eenen afkeer van heeft bij het geloof aan jesus. Alleen dien zijn zij niet vergeven, die van dezelven niet los worden wil; die een zondaar wil blijven, die niet in jesus geloven, en zijn euangelie niet aannemen wil. Maar wie dat aanneemt, en jesus met een openhartig vertrouwen omhelst, word van de zonde vrijgesproken, begenadigd, geheiligd, verlost. Beiden vind gij in die beslissende plaats, 1 Kor. VI. 10, 11. Laat u niet verleiden, geen hoereerders, noch afgodendienaars, noch egtbrekers, noch ontugtigen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, noch lasteraars, noch rovers, in zo verre zij daar in blijven willen, zullen het rijk gods beërven. En zulken waart gij zommigen; maar gij zijt afgewasschen, maar gij zijt geheiligd, gij zijt geregtvaerdigd door den naam des heeren jesus christus en door den geest onzes gods. Dezen jesus geven alle de Propheten getuigenis, dat een iegelijk, die in hem gelooft, vergeving der zonden zal ontvangen door zijnen naam.’