‘De nu in God rustende Schryver heeft, na de wysheid, welke hem gegeven was, de onderwerpen zyner Verhandelingen, welken buiten twyfel al wat teeder zyn, met zo veel voorzichtigheid en gematigtheid van zinnen, ook met eene bescheiden ernst tevens behandelt, dat ik allezints grond hebbe, het leezen ja herleezen dezer brieven een ieder Lidmaat onzer Kerke in 't gemeen, en deszelfs Opzienderen in 't byzonder, mitsgaders ook aan onze eerbiedenswaardige Politiken, op 't vriendelykste aan te prysen.
Trouwens men vind in dezelve, ter bevordering van de eenigheid des Geestes door den band des Vredes, de waarheid betracht in liefde; insgelyks ter bewaring van goede order en stigting in de Gemeintens, de oude praktyk der Kerke ter navolging voorgedragen.
In nadruk heeft my behaagd de nuttige erinnering van het volstrekt nootzakelyke eener goede Harmonie, tusschen Moses en Aaron met klem van redenen aangedrongen, zo ook mede de verstandige raadgevingen en godvrugtige bestieringen nopens de aanneming der onderwyselingen tot het Lidmaatschap der Kerke, de bediening der H. Bondzegelen in 't algemeen, en de Nodiging tot het Avondmaal des Heeren in 't byzonder, nevens de oeffening van de kerkelyke tucht: omtrent welke stukken en andere daar toe betrekkelyk, onze groote Godsgeleerde, (welke veel gezien en opgemerkt had, gedurende het werk zyner bedieninge, en waar in hy grys geworden was, toen hy dit schreef) getrouw en regt vaderlyk waarschouwt, aan de eene zyde voor lossigheid, en aan de andere zyde voor eene te grote gestrengheid: lerende dus en te regt in deze zo gewigtige gedeeltens van onze kostelyke en redelyke Godsdienst te wandelen, in 't midden van de paden des rechts, om ons voor uitersten te hoeden.
Gave God dat zulks steeds in acht genomen werde, en dat men zo het verzuim en de verwaarlosing als het misbruik van de heilige dingen, en dus het eene zo wel als het andere met eenen gepasten yver tegenging! dan zeeker mochten wy met grond, in 't middelyke, op eenen beteren en bloeiender staat der Kerke, als thans, ten minsten voor zo veel het uiterlyke of zigtbare aangaat, hopen’.