en zyns broeders rechtvaardig. En hier aan kennen wy, dat wy Hem gekend hebben, zoo wy zyne geboden bewaren; Die daar zegt: ik kenne Hem, en zyne geboden niet bewaart, die is een leugenaar en in dien is de waarheid niet: maar zoo wie zyn woord bewaart, in dien is waarlyk de liefde Gods volmaakt geworden. Hier aan kennen wy, dat wy in Hem zyn: Die zegt: dat hy in Hem blyft, die moet ook zelve alzoo wandelen, gelyk hy gewandeld heeft; Die zegt dat hy in het licht is, en zynen broeder haat, die is in de duisternisse tot nog toe; die zynen broeder lief heeft, blyft in het licht, en geen ergernisse is in hem: maar die zynen broeder daat, is inde duisternisse, en wandelt in de duisternisse, en weet niet, waar hy heen gaat; want de duisternisse heeft zyne oogen verblind. Zoo iemant de Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe. De werken des vleeschs nu zyn openbaar, welke zyn: overspel, hoererye, onreinigheid, ontuchtigheid, afgoderye, fenyngevinge, vyandschappen, twisten, afgunstigheden, toorn, gekyf, tweedracht, ketteryen, nyd, moord, dronkenschappen, brasseryen en dergelyken; van welke ik u te vooren zegge, gelyk ik u te vooren gezegd hebbe, dat, die zulke dingen doen, het koningryke Gods niet zullen beërven: maar de vrucht des Geests is liefde, blydschap, vrede, langmoedigheid, goedertierentheid, goedheid, geloove, matigheid; tegen de zodanigen is de wet niet: Maar die Christi zyn, hebben het vleesch gekruisigd met de bewegingen en begeerlykheden; Indien wy door den Geest leven, zoo laat ons ook door den Geest wandelen. En zoo veele als 'er naar deezen regel zullen wandelen, over dezelve zal zyn vrede en barmhartigheid, en over het Israël Gods: Want zoo deeze dingen by u zyn, en in u overvloedig zyn, zy zullen u niet ledig noch onvruchtbaar laten, in de kennisse van onzen Heere Jezus Christus: want by welken deeze dingen niet zyn, die is blind, van verre niet ziende, hebbende vergeeten de reiniging zyner voorige zonden. Daarom,
broeders, benaarstigt u te meer, om uwe roepinge en verkiezinge vast te maken, want dat doende zult gy nimmer struikelen; Want alzoo zal u rykelyk toegevoegd worden de ingang in het eeuwig Koningryke van onzen Heere en Zaligmaker Jesus Christus.’
Joh. 13. 35. 1 Joh. 4. 12, 13, 17. 1 Joh. 3. 10-12. 1 Joh. 2. 3 6, 9-11. Rom. 8. 9. Gal. 5. 19-25. Gal. 6. 16. 2 Pet. 1. 8-11.