Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1776
(1776)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 409]
| |
Veel Hoofden veel Zinnen. Ontworpen door P.L.S. Muller, in leven Hoogleeraar der Wysbegeerte en Natuurlyke Historie te Erlangen enz. Tweede Deel. Te Amsterdam by A.D. Sellschop en P. Huart 1776. In groot octave 391 bladz.ONder dit Opschrift, veel Hoofden veel Zinnen, ontwierp de Hoogleeraar Muller een Wysgeerig Onderzoek van het verschil der menschlyke gemoederen, ten aanzien van hun Verstand, Wil, Oordeel, Denken, Doen en Spreeken; mitsgaders van den invloed van die in den Burgerstaat: tot eene aanleiding, om zichzelven en anderen te leeren kennen en te verbeteren. In dit Onderzoek bepaelde hy zig aanvanglyk ter ontvouwinge van het verschil der menschlyke gemoederen in 't algemeen, en voorts verledigde hy zig ter byzondere nasporinge van die verscheidenheid, met overweeging van 't geen daaromtrent, ten aanzien van het lichaamlyke, in aanmerking komt. Dit is de algemeene inhoud van het eerste Deel; waar van wy reeds voor eenige jaaren verslag gegeeven hebbenGa naar voetnoot(*), en hier mede was dit onderwerp, van die zyde, naar des Autheurs bestek, asgehandeld, doch, ter vollediger ontvonwinge, moest dit onderwerp ook nog van eene andere zyde overwoogen worden; en nier toe, mitsgaders om dit onderzoek tot het bedoelde einde te brengen, is dit tweede Deel ingerigt. Tot nog had de Hoogleeraar slegts gelet, op het lichaamlyke, in zo verre zulks invloed heeft op de gemoederen der menschen, dit intusschen is het minste; het geestlyke, de werking er Ziele, verdient althans niet minder in aanmerking genomen te worden; en zulks bewoog hem, in dit tweede Deel, het Stuk van die zyde na te gaan. - Wy zullen, zegt hy, nu nader ter zaake treeden, en om het verschil der menschlyke gemoederen in de eerste grondbeginselen op te zoeken, ‘op de Ziel, en haare werkingen en beweegingen letten, zo als wy ons te vooren met het lichaamelyke temperament, en deszelfs menigvuldige mengelingen hebben bezig gehouden.’ Ingevolge hier van slaat hy het oog, op den toestand der menschlyke Ziele, zo op zig zelve, als in het Lichaam; op de opperheerschappy der Ziele over het Lichaam, en de werking van het Lichaam op de Ziel. Zulks leidt hem, ter voorkominge of afwendinge van verkeerde redeneeringen over dit onderwerp, om te toonen dat het verband van Lichaam en Ziel de Vryheid niet belemmert, als mede dat men, in ieder Temperament, of goed of kwaad zyn kan, en dat de Temperamenten kunnen veranderen; des men, de Leer der Temperamenten wel begreepen zynde, geen grond hebbe, om dezelve zondig te misbruiken. - Dit afgehandeld hebbende gaat hy na, het geen tot het kennen van de Temperamenten, der men- | |
[pagina 410]
| |
schen behoort. Hier toe komen in overweeging de tekens der Temperamenten, en het bedriegelyke daaromtrent door het veinzen. Ter betere ontdekkinge hier van geeft hy ons een Tafereel der menschlyke gemoederen, naar hun onderscheiden temperament, leevenswyze, opvoeding en staat; met nevensgaande onderrigtingen in de Konst, om te onderzoeken, of iemand veinst. Dit geeft hem voorts aanleiding ter overweeginge van 't geen men in 't werk kan stellen, om de verborgenheden van het menschlyk gemoed te ontdekken; dat is, met andere woorden gezegd, om te ontdekken, wat 'er, waarschynlykerwyze, in eens menschen hart omgaat, als hy zig voor ons geheel niet uit, en bedekt houdt, of als hy veinst, en als hy eene andere gedaante aanneemt. Daarbenevens komt, ten deezen opzigte, nog in aanmerking, hoe verre men zig op een zieken of zieklyken persoon kan verlaaten; waaromtrent de Hoogleeraar ons leert gadeslaan, hoe niet alleen de temperamenten des Lichaams, maar ook de werkingen der Ziele, in Ziekten, grootlyks verschillen. - Na de ontvouwing van dit alles, 't geen betrekking heeft tot het kennen der Temperamenten, laat hy zig uit, over de misslagen, die dagelyks, omtrent het beoordeelen der menschen, geschieden; en hegt daar aan eene overweeging van de volmaakte kennis van 't menschlyk gemoed, welke alleen eigen is aan God, die der menschen daaden, behoudens hunne Vryheid, vooruitziet. - Wyders vestigt de Hoogleeraar zyne aandagt op den invloed der Temperamenten in den Godsdienst, in Staatszaaken, in twisten en cabaalen, in de neeringen en hanteeringen, in het huwelyk en den huislyken staat, als mede in de burgerlyke ampten. - En eindelyk toont hy ons, hoe men al het deswegens voorgestelde niet hebbe te houden voor ydele aanmerkingen en nutlooze besplegelingen, maar voor zodanige overdenkingen, die van eene weezenlyke nuttigheid zyn. Om zulks te meerder invloed te doen hebben, stelt hy ons onderscheidenlyk voor, welk nut men door de kennis der Temperamenten in den algemeenen omgang kan uitwerken; wat nut men voor zigzelven van de kennis der Temperamenten heeft; en ten laatste hoe wy daar door groote vorderingen kunnen maaken, in het beoefenen van die allernuttigste Les, ken uw zelven. - De Hoogleeraar behandelt deeze onderwerpen, even als die, welken hy in 't voorgaande Deel overwoogen heeft, met oordeel, onder 't voordraagen veelerleie characters, die hy op eene geestige wyze treffend weet af te schetfen. Tot een voorbeeld hier van diene een hoofdgedeelte zyner aanmerkingen over den invloed der Temperamenten in het Huwelyk, en de nadeelige gevolgen, welken daar uit meermaals voortvloeien. Uit het voorige afgeleid hebbende, dat elk mensch zulk eene huwelykskeuze doet, die aan de heerschende neiging van zyn hart beantwoordt, zo stelt hy zig, om kort te gaan, slegts drie beweegoorzaaken voor, waarop de keus van de meeste huwelykspartyen | |
[pagina 411]
| |
berust. De Cholericus of Vuurige naamlyk zoekt rang; de Sanguineus of Bloedryke zo kt schoonheid, en de Melancholicus of Koude en Drooge zoekt geld. En naar gelang iemand een vermengd Temperament bezit; naarmaate hier van verandert ook de keus, en hy helt, minder of meerder, tot het eene of het andere der drie volgende characters over. ‘De cholericus zoekt rang. Zo ras namelyk de cholericus het besluit neemt om tot een huwelyk te treeden, staan aile de gedachten op de beschikking van eigen haard en huis, op de vaderyke regeering. Hy zoekt dan te toonen wie hy is, en gaarne wenschte te zyn. Zichzelven geenzins gering achtende, telt hy zich reeds onder een hooger rang dan hy wezeolyk bekleedt, en zoekt dien door een aanstaand echtverbond nog meer te verhoogen, om grootscher en deruger, dan tot dus verre geschiedt is, te kunnen leeven. Zyn oog gaat alle staatige en gegoede schoonheden voorby, en valt alleen op zulken, waarby hy zwier en aanzien ziet uitblinken. Hy vraagt naar voornaame huizen, die in zyn oog luisterryk zyn, en acht zich gelukkig om in dezelve te mogen verkeeren. Hy denkt reeds zyn geluk te hebben bevestigd, indien hy door het huwelyk in de samilie van persoonen getreeden is, die hem als veelgeldende patroonen voorthelpen en verhoogen kunnen. Hy kittelt zich zelven met de aangenaame voorstelling, wanneer hy tot deezen aanzienlyken man schoonvader zeggen, eenen anderen grooten heer neef of oom noemen, en in die huizen als vriend uit- ingaan kan. Het behaagt hem aldaar eene voornaame leevenswyze en groote deftigheid te ontmoeten, en hy gelooft in dit blyde vooruitzigt reeds zelve een man van groot aanzien to zyn, die zich van den gemeenen hoop afzondert, en in zyne aanstaande huishouding niet dan een hoogdraavend wezen meent te laaten doorstraalen. Door deeze zoete gedachten geblinddoekt, bekommert hy zich weinig om de zedelyke eigenschappen van de party, waarnaar hy verkeert. Hy onderzoekt niet, of het glinsterende aanzien van het huis zyner geliefde op wrakke voeten staat? en merkt niet op de lichaams- en zielsgebreken van de heerlykuitgedoschte bruid. Ondertusschen vaart men van de andere zyde voort, met hem aan enkele bespiegelingen van een' voornaamen staat te kluisteren, en werpt hem eindelyk een fraai gekleede pop zonder herssenen, of een in goudgevatte Xantippe aan den hals. Het huwelyk voltrokken zynde, volgt 'er veeltyds, helaas! geen voldoende bruidschat na, de nieuwe schoonvader den ballast kwyt geraakt zynde, laat onzen cholericus voor het overige zelf zorgen, en de voornaame vrienden zakken allengs af en worden onverschillig Het duurt niet lang of onze cholericus wordt dol, hy verwenscht de gedaane keus, en de nieuwe echtgenoote, die hem genoeg aan onderhoud kost, moet het misgelden. Hy ziet ze met verachtinge aan, en bemint ze niet: want door haar | |
[pagina 412]
| |
is zyn geheele oogmerk verydeld. Edoch wat baat het; de knoop is te vast om die zo ras te ontbinden; 'er schiet dan niets over dan een onvergenoegd leeven, waarin dagelyksche verwyten met een onzacht gebulder toegeduwd worden, houdende de eergierigheid alleen maar den cholericus in teugel, om zyn berouw tegen vreemden niet te laaten uidekken. De sanguineus zoekt schoonheid. De sterkste dryfveer tot zyn huwelyk is de begeerte tot een vergenoegd leeven. Hy gelooft dit oogmerk niet beter te kunnen bereiken, dan in het gezelschap van eene bevallige persoon, die hy gaarne om zich leiden, en met welke hy de vergenoegzaamheden van dit leeven als een vry man in zyne huishoudinge, naar eigen welgevallen, bepaalen kan. Hy gaat dan vlug daarop af, om een voorwerp naar zyne gading te zoeken. Weinig overweegende hoe veel vermogen en hoe veel verstand tot eene huishoudinge vereischt wordt, overziet hy deeze gewigtige stukken, en gaapt slechts naar fraaije en lonkende gezigten, waarin vriendelykheid en vrolykheid te heerschen schynt. Nooit gewoon lang te kiezen of te draalen, valt zyn oog op de eerste de beste, en in haar de vereischte bevalligheid, zonder opzigt op alle overige omstandigheden vindende, vestigt hy reeds zinnen en gedachten op deeze geliefde. Het belgt hem weinig of 'er in de familie iets aanstootelyks is? Hy vraagt 'er niet na, of 'er in de opvoedinge en het gedrag zyner beminde iets berispelyks gevonden wordt; hy bekommert zich geenzins om den staat van vermogen; hy houdt geboorte en rang en tydelyke goederen in dit geval voor kleinigheden; hy wordt hoe langer hoe meer op haar verzot, en gelooft eindelyk de gelukkigste mensch van de waereld te zyn, indien hy haar als eene echtgenoot in zyn huis invoeren, en met haar de dagen van zyn leeven verslyten kan. Dus blindelings en met overhaastinge door het uiterlyk bevallig schoon gekluisterd, knoopt hy de banden van het huwelyk vast, en oordeelt zyn geluk onverbeterlyk bevestigd te hebben. De eerste weeken van dit echtverbond worden naar wensch volbragt, en de sanguineus door den tuimelgeest van vergenoegen bedwelmd, weet zich naauwlyks te bezinnen, tot dat de eerste trouw-vermaaklykheden en nieuwe schikkingen by hem iets ouds beginnen te worden, en de eerste driften zyner begeerlykheden tot deeze groote verandering van staat en leevenswyze beteugeld zyn. Het gebeurt niet zelden, of de geheele staat van dit blyde huwelyk wordt naderhand op eene akelige wyze veranderd. De neiging tot de verandering wordt by den sanguineus opgewakkerd, hoe meer de onvolmaaktheden van zyne echtgenoot zich beginnen te openbaaren. Al genoeg door de schoonheid verzadigd, wenscht hy andere bekoorlykheden, het zy eenen zachtzinnigen geest, een aangenaam verstand, eene kloeke huishouding, of den overvloed van goederen en vermogen by haar te vinden: maar, helaas! het ontbreekt dikwils aan alle deeze dingen. Xan- | |
[pagina 413]
| |
tippe jaagt haaren gemaal door dagelyksch gekyf uit het huis, en hy ziende dat de wanorde daarin heerscht, gooit mede alles in het wild. De eene dag zyn ze onder een smulletje de beste vrienden, en de andere dag wordt met gekibbel tot slaans toe doorgebragt. Het ontbreekt dikwils niet aan Liefhebberen, die de behuuwde schoonheid met den sanguineus, het zy op eene draaglyke en eerbaare, het zy op eene andere wyze zoeken te deelen, en overzulks raakt ook onze sanguineus veeltyds het spoor byster, en zoekt ergens anders zyn vergenoegen. Ongelukkige keus! Te beklaagen is hy, wien ze treft: want zy helpt de huishoudingen aan den grond, en maakt het nakroost arm. De melancholicus zoekt geld. Niemant minder dan deeze door begeerlykheid tot de vrouwelyke kunne geprikkeld zynde, of veel gevoel van liesde hebbende, trouwt hy nooit om eene echtgenoot te hebben, maar om geheel andere oogmerken. Alle zyne poogingen en voorneemens draaijen op deeze spille, om te winnen, en geld met geld te maaken. Nooit genoeg kunnende bezitten, al was hy op zich zelven nog zo ryk, denkt hy dikwils hoe aangenaam het zoude zyn, indien hy nog eenige duizenden meer bezat. Hy overrekent wat hy daarmede uitvoeren kon, en hoe veel prosyt hem dit wel konde zyn; hy lacht in zynen geest en verheugt zich; het taaije bloed gaat aan het rollen, en het besluit wordt genomen, om naar eene ryke weduw of jonge dochter om te zien; 'er legt niet aan gelegen of ze scheef, gebuld of lam is, als ze maar geld heeft. De koppelaars worden in 't werk gesteld; want het vryen verstaat de droomer niet. Zy schommelen hier eene verongelukte vryster, daar een doolend weeuwtje, en ginds een gebocheld grootje op. De keus wordt gedaan naar het meeste belang, het huwelyk wordt geslooten; de eene verheugt zich over het geld, en de andere over de nieuwe echtgenoot. Nu valt de melancholicus als een wolf in de goederen van zyne geliefde, en sleept alles in zyn nest; de dagen, waarin zy iets tot haar vermaak en haare verkwikking kon besteeden, zyn ten einde. Het is veel, als hy haar genoeg te eeten geeft, het geen zy met een kort beperkt huishoudingsgeld schraal genoeg moet overleggen. Zy kluizenaart en treurt, en kan den ysegrim en menschenhaater naauwelyks tot eene vriendelyke tronie beweegen. By het overwinnen van eenig kroost wordt hy hoe langer hoe gieriger, en zo zy zich in het een of ander stuk te ruim gedraagt, neemt het dagelyksche gekibbel en narekenen geen einde. Gebeurt het dat hy zich by toeval in eenige duizenden, die hy meer geloofde behuwelykt te hebben, verrekend heeft, of wordt hem de vrouwelyke bezitting onthouden, zo is hem zyne egade geen penning waard, en de kwaadaartige huisduivel raakt van de ketenen. Zie daar de voorbeelden van ongelukkige huwelyken, die alleen door de leiding van het temperament en den hartstogt ontstaan, en de gevallen zyn van eene soort, het zy gy op de eene of op de | |
[pagina 414]
| |
andere huwelyksparty ziet: want in het eene echtverbond maakt de man de vrouw, en in het andere de vrouw den man, en in sommige gevallen beide elkanderen ongelukkig, wanneer de zinnen en oogmerken van het huwelyk niet zamen strooken. Het zoude een geluk voor den burgerstaat zyn, wanneer 'er nooit zodanige huwelyken t'zamen geknoopt wierden; maar men kan vry gelooven, dat verre weg de allermeeste huwelyken by hooge en laage persoonen van dien ongelukkigen aart zyn, en dat de meeste menschen eerst hunne misgreepen zien, wanneer het te laat is, en zy reeds verbonden zyn. Hoe veele jaaren moeten 'er dus wel in een huwelyk verstryken, eer zulke verschillende temperamenten aan elkanderen gewennen? Hoe veel gekyf en gekibbel moet 'er, dan met zachtheid, dan met ernst overwonnen worden? Hoe veel verdriet, dat op zich zelven onnoodig was, moet 'er opgekropt worden; hoe veel schade, tydverzuim en dwarsstreeken moeten 'er gedraagen worden; en hoe oud moeten zodanige wargeesten en huisspooksels worden, eer de koppigheid van hunne drift en de tovery van hun temperament wederzyds nedergelegd is? De Godsdienst alleen en de Deugd moet zodanige huwelyken van beide zyden draaglyk maaken en de ongeneuchelykheden doen overwinnen, die eene kwaade keus veroorzaakt heeft: en waar ook, het zy van den eenen of anderen kant, een godsdienstig hart ombreekt, en gebrek van verstand heerscht, daar vallen ook nooit zodanige echtvereenigingen ten besten uit’. |
|