vaart der Schepen, door het Zeegat van de Nieuwe Maas, dat steeds aan meer belemmeringen onderhevig is; waar omtrent bovenal in aanmerking komt het wegneemen van de ondiepte der Krab by de Lind, of ten minste het verhoeden van verdere nadeelige gevolgen. Men vindt aan 't einde der Verhandelinge over dit onderwerp, welke het Genootschap met den toegezegden Prys begiftigd heeft, ook eenige aanmerkingen van het Genootschap zelve, die 't Stuk nog nader ophelderen.
Eene daar op volgende Prysverhandeling gaat over de verbeteringen, welken 'er te maaken zyn, omtrent den vorm en toestel der Vaten, Fornuizen of Stookplaatzen en Vuurgangen, als mede omtrent de soorten, den aanleg en de bestuuring der brandstoffen, in alle de Trafiken onzes Lands, en in allerleie andere gevallen, waar in vogten moeten heet gemaakt, gekookt, en in den vereischten graad van hette onderhouden worden. De Opsteller dier Verhandelinge toont, ter beantwoordinge op de daar omtrent voorgestelde Vraag, aan, welke verbeteringen hier bovenal in aanmerking komen; en hoe dezelven op de spoedigste, gemaklykste en minst kostbaare wyze, en met den besten uitslag, werkstellig te maaken zyn.
By deeze Verhandelingen, die de verhetering van onzen Waterstaat, als mede van onze Trafiken, welken door de kragt van 't Vuur werken, op 't oog hebben, komt verder een Verhaal van twee Proeven, die tot den Landbouw betrekking hebben, als gaande over 't zaaijen en planten van Koolzaad. By een naauwkeurig verslag van de deswegens genomen Proeven, die het planten begunstigen, voegt onze Waarneemer, wiens kunde en oplettendheid in alles doorstraalt, eene soort van verdeediging onzer Vaderlandsche Landbouwkunde, door het mededeelen van verscheiden aanmerkingen, welken doen zien, dat 'er geen rede is, om de Landbouwkunde van andere Natien, boven die onzer Landzaaten te verheffen, en dat onze Boeren niet van buitenslands behoeven te leeren, wat 'er ter bebouwinge van ons Land vereischt wordt. Met dit oogmerk geeft hy dit berigt van zyne Proeven, die hem verder aanleiding gegeeven hebben, tot de nevensgaande aanmerkingen; ‘om, zegt hy, te verhaalen, wat de gunstige Natuur, de goede en algemeene Moeder, de Aarde, hier voor haare Kinderen doet: en wat door Landbouwers, in ons gezegend en vrugtbaar Vaderland, voor veele jaaren gedaan is, en nog daaglijks gedaan word: of het dienen mogte, om de Hollandsche Boeren, ook van onder hunne Stroo- en Kafhoopen, van agter hunne Koeijen te doen voortkomen, en