A. Ypey A.L.M. Phil. & Med. Doct. in Acad. Franeq. Botan. Lector &c. Observationes Physiologicae de motu Musculorum Voluntario & Vitali. Leovardiae, apud H.A. de Chalmot & 1775. 212 pag. 8vo. M.F.
DIt Werkje van den zeer Geleerden Heer a. ypey is in twee Deelen verdeeld: in 't eerste wordt de oorzaak der Beweegingen, die in 't Menschelyk Lighaam waargenomen worden, onderzocht. 't Is in 't algemeen, onder de Hedendaagsche Natuurkenners van 't Menschelyk Lighaam, aangenoomen, dat de oorzaak en 't vermogen der beweeging in de vaste deelen zelve, en wel voornamentlyk in de Spieren, moet gezocht worden; dog dat dezelve door tusschenkomende oorzaaken opgewekt, en in beweeging gebragt wordt; zeer dikwyls geschiedt dit door den invloed, die men tot nog toe niet verklaaren kan, welke de Zenuwen op dit beginzel hebben, en schoon de onderlinge betrekking der Zenuwen met 't Vermogen der beweeging groot is, stelt men evenwel dat dit beginzel op zich zelven bestaat, en niet geheel van den invloed der Zenuwen afhangt. Onze Auteur zoekt dit gevoelen tegen te gaan, en aan te toonen, dat dit vermogen op zich zelven in de Spieren niet gevonden wordt; maar alleenlyk van de Zenuwen afhangelyk is: dat de overblyvende beweeging na 't afsnyden der Zenuwen kan toegeschreven worden, aan de einden der verspreide Zenuwen de vaste deelen. Schoon de geleerde Schryver tot staaving van dit zyn gevoelen, verscheide vernuftige Aanmerkingen maakt, zyn dezelve evenwel, volgens ons oordeel, niet in staat, om 't tegengestelde gevoelen om ver te werpen. Als op de prikkeling van een afgesneden Zenuw, eene beweeging in een spier veroorzaakt wordt, volgt daar uit niet, dat daarom 't vermogen van beweeging van de Zenuw afhangt: men kan dit aanmerken als 't middel, door welkers prikkeling het Vermogen in de Spier aan 't werken gebragt wordt. In 't tweede Deel worden afzonderlyk eenige zoorten van beweeging onderzocht, en wel voor eerst die der Bloedvaten, welke de Auteur erkent, en, om dit te bevestigen, herhaalt hy de door anderen meer aangehaalde bewyzen. Verder maakt hy eenige Aanmerkingen over de eigenschap der beweeging van 't hart, als ook over
't onderscheid der Spieren, wier beweeging al of niet van den wil afhangen. Doch wy kunnen ons hier niet verder inlaaten, en gaan liever over tot de Proeven, die de Auteur genomen heeft om te onderzoeken de werking van de Opium, op de beweeging van 't Hart. De-