Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1776
(1776)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe volmaakte Wetenschap der Notarissen. Door claude joseph de ferriere, Deken der Rechtsgeleerde Faculteit te Parys, en Oud Advocaat voor het Parlement aldaar. Uit het Fransch vertaald. Te Utrecht by G. T.v. Paddenburg. Twee Deelen in quarto.EEn samenloop van omstandigheden de volledige uitgave van dit Werk vertraagd hebbende, is de eindelyke uitvoering, daar men zomtyds aan scheen te wanhoopen, denzulken, die de Nederduitsche vertaaling wenschten te bezitten, ongetwyfeld aangenaam. Nadien dit Geschrift van den Regtsgeleerden de Ferriere niet alleen in Frankryk, maar ook hier te Lande, by de zodanigen, die zig van de Fransche uitgave konden bedienen, in eene algemeene agting was; maakte zulks anderen des te begeeriger om het in 't Nederduitsch te voorschyn te zien komen. Aan deezer begeerte is nu in zo verre voldaan; en men heeft grond om te verwagten, dat het Werk, hier door in Nederland bekender geworden, niet alleen aan deezen, maar ook aan anderen, als een nuttig Werk, genoegen zal geeven. Het behelst eene zeer wel ingerigte voordragt van 't geen tot het Notaris-Ampt betrekkelyk is, zo ten aanzien van het Theoretische, of bespiegelende, als ten opzigte van de Praktyk of de oefening zelve; waartoe de Autheur niet alleen de Regts geleerde gronden en stellingen ontvouwt, maar ook de Formulieren of Voorschriften der Actens, en de meest gebruikelyke formaliteiten of wyzen, op welken dezelven uitgevoerd moeten worden, aan de hand geeft. Om alles wat hier toe behoort in eene geschikte orde voor te draagen, is dit Werk verdeeld in zestien Boeken, onder de volgende Tytels. 1. Van de Notarissen en hunne Bediening. 2. Van Contracten en Acten. 3. Van Contracten die door des zaaks overgeeving | |
[pagina 227]
| |
gemaakt worden. 4. Van 't Huwelyk en daa toe betrekkelyke Conventien. 5. Van Koopconditien en andere Actens, die tot het verkogte betrekking hebben. 6. Van Contracten, die door enkele overeenkomst aangegaan worden. 7. Van Donatien. 8. Van Transporten, Cessien en Overgisten van Goederen. 9. Van verscheiden soorten van Conventien en andere Actens, die voor Notarissen gepasseerd worden. 10. Van Liquidatie van Rekening, Betaalingen, Quitantien en Decharges. 11. Van Uiterste Willen. 12. Van inventarissen en Verdeelingen of Boedelscheidingen. 13. Van Actens rakende Voogdven en Minderjarigen. 14. Van Actens voortkomende uit Processen. 15. Van Actens Leen- en Heerengoederen betreffende. 16. Van eenige Formaliteiten, welken in agt genomen moeten worden, om eene Acte ter uitvoer te brengen. Hier by komt nog, als een zeventiende Boek, ter vollediger voordragt, eene korte schets van 't beroep der Geestelyke of Apostolische Notarissen; zynde Persoonen, die in de Roomschgezinde Landen het Notaris-Ampt, in alle Kerklyke en Geestlyke Actens, waarneemen. Wyders heeft men 'er in deeze Nederduitsche Uitgave bygevoegd, eene Procedure over Fideicommissaire Goode en, mes de Decisie van het Edele Provinciale Hof van Utrecht, in dato 6 July 1772. Ieder der opgemelde Boeken is verdeeld in een minder of meerder getal van Hoofdstukken, naar de verscheiden onderwerpen, welken onder ieder Hoofdtytel in aanmerking komen, die dan aszonderlyk verhandeld worden; met aantooning wat men daaromtrent in Regten heeft gade te slaan. - De Autheur heeft, als eigenlyk voor Fransche Practizyns schryvende, dit zyn Werk naar de Fransche Practyk ingerigt; dan dit neemt niet weg, of het kan van dienst zyn voor hun die de Regtsgeleerheid in ons Vaderland beoefenen; daar de behandeling van het Notaris-Ampt in 't weezenlyke nagenoeg dezelfde zy; en 't voorts zyne nuttigheid kan hebben, het verschil der Regtspleegingen te kennen. Intusschen heeft de Vertaaler, ten gevalle onzer Nederlanden, 'er veele zodanige Stukken uitgelaaten, welken hier te Lande niet te stade komen; en als zulks niet gevoegelyk geschieden kon, heeft hy 'er aanmerkingen bygevoegd, welken tot de Regtsgeleerdheid van ons Vaderland bettekkelyk zyn. Tot een voorbeeld hier van zullen wy, het geen de hoedanigheden, en de verschooning van aangestelde Voogden raakt, uit dit Geschrift te berde brengen. Volgens den Heer de Ferriere is de Voogdy een manlyke post, tot welken de Vrouwen by gevolg niet genomen konnen worden. ‘De Moeder en Grootmoeder alleen, zegt | |
[pagina 228]
| |
hy, konnen Voogdesse over haare Kinderen Kleinkinderen zyn. Men kan zelfs niet gevoeglyk, by gebrek Grootvader of Vader, haar voorbygaan, want zy zyn dan natuurlyke Voogden. Wil men dat doen, moeten 'er wettige en aanneemlyke redenen ingebragt worden. Zy zyn ook niet verplicht de Voogdy aan te neemen. De rede daar van is, dat de Voogdy aan de Moeder en Grootmoeder door ene byzondere gunst der Wet is vergund, van welke zy des kunnen renuntieeren, zonder gehouden te zyn eenige redenen te geven, waarom zy afzien van de Voogdy tot welken zy benoemd waren.’ - Verder meldt hy ons, dat van de benoeming tot Voogden uitgeslooten zyn, benevens de Vrouwen, de GeestlykenGa naar voetnoot(*), die zelfs minderjaarig zyn, Verkwisters, | |
[pagina 229]
| |
Krankzinnigen, en die, welken door een schandvlek onteerd zyn. - En de vraag, of iemand die Debiteur of Crediteur van een Minderjaarigen is, tot deszelfs Voogd benoemd kan worden, beantwoordt hy indezervoege. Zulks kan niet geschieden, volgens de Roomsche Wet, evenwel kan in vele Landen zo een Persoon de Voogdy aanvaarden. Dan behoeft hy alvoorens de Voogdy t'aanvaarden en de Inventaris te doen opmaken, maar behoorlyk bewys van zyne schuld of praetensie te doen. Deed hy dat niet; liep hy gevaar van zyne praetensie te verliezen; alzo men zoude kunnen onderstellen, dat hy de Quitantie verdonkerd heeft, uit de Papieren tot zyn Pupils Boedel behorende.’ Wat wyders de verschooning der opgeleide Voogdye betreft, daaromtrent merkt de Heer de Ferriere aan, dat iemand verpligt is de Voogdy te aanvaarden, en daar toe geregtlyk genoodzaakt kan worden; om dat de Voogdy een algemeene of publique last is, door de Wet gestaafd; waar toe ieder gevolglyk verpligt kan worden, ten ware hy wettige en geoor, lofde reden ter verschooninge kan inbrengen. De redenen daar voor, zegt hy, zyn in ieder Land bepaald, en wel hoofd zaaklyk de volgende. ‘1. Zo hy, die tot de Voogdy benoemd is, zelfs vyf Kinderen in leven heeft, evenveel of die getrouwt zyn dan niet. 2. Zo hy reeds met eene andere Voogdy belast is. 3. Zo hy jonger als vyf en twintig, en ouder als zestig jaaren is. 4. Zo hy ziek is aan eene ongeneesbare Ziekte, die hem buiten staat stelt enige zaken te verrichten. Deze rede gaat zelfs door omtrent ene reeds aanvaarde Voogdy, dat is te zeggen, een Voogd, in dien toestand gerakende, kan zyn ontslag verzoeken, en is 'er een gesubrogeerde Voogd aangesteld, dien de Administratie overgeven. 5. Zo de Voogdy veel omstandigheden na zich sleept, en hy niet kan lezen of schryven. | |
[pagina 230]
| |
s6. Zo hy in 's Lands dienst uitlandig of afwezig is. 7. Zo hy een Geestelyke is. 8. Zo hy eenige Bediening bekleed, waaraan 't Voorrecht gevoegd is van tot geen Voogdyen te konnen verplicht worden. 9. Zo 'er ene bewezen groote Vyandschap kan aangetoond worden, tusschen hem en de gewezene Ouders van de Pupillen. 10. Zo hy zelfs in Proces legt met zyn Pupil over ene Erfenisse of andere zaken van belangGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 231]
| |
Hier omtrent staat aan te merken; dat, schoon het een noodzakelyk vereisch in een Voogd is, dat hy leezen en schryven kan, zo dat hy niet of weinig kennende daarom evenwel een braaf en onbesproken Man is, en de Voogdy van geen grote nasleep is, men als dan zodanige persoon echter daar toe admitteert, ja zomtyds zelfs verplicht, schoon hy zyne onkunde tot reden van excus wilde inbrengen. Zo is het ook gelegen met de verschooning om redenen van vyandschap, ja zelfs van een Proces, tegen de Ouders der Pupil. Die word niet aangenomen, zodra de persoon voor zo edelmoedig en eerlyk bekend staat, dat men met zekerheid weet, hy niet haatdraagend is, on niet capabel om zyne vorige haat of ongenoegen op den Pupil te wreken. Een persoon, de Voogdy om eenige redenen van zich willende schuiven moet, terwyl hy daar van bericht geeft aan 't Gerecht, intusschen de Voogdy aanvaarden, en provisioneel alles doen, wat tot zyn beroep en 't belang der Pupil nodig is, en word inmiddels als Voogd aangemerkt. Dit heeft ook zyne redenen. Want in dien tusschentyd zouden de zaken der Pupillen verwaarloosd worden; en des moet de benoem de Voogd daar inmiddels voor zorgen. Ja deed hy dat niet, zouden alle schadens ten zynen laste loopen.’ |
|