| |
Natuurkundige Verbandelingen, of verzameling van stukken, de Natuurkunde, Geneeskunde, Oeconomie, Natuurlyke Historie &c. betreffende. Vyfde Deel. Derde Stuk. Te Amst. by A.v.d. Kroe, 1776. In groot octavo 163 bladzyden.
BY den eersten opslag deezer Verzamelinge, ontmoeten wy terstond eene merkwaardige Verhandeling van den kundigen de Buffon, strekkende ter ophelderinge van 't geen men verhaalt, nopens het in brand steeken van de Romeinsche Vloot voor Syrakuze, door middel van Brandspiegels. Dit bedryf van Archimedes, door zommigen als een verdichtzel gewraakt, door anderen als eene weezenlyke geschiedenis verdeedigd, is door de laatsten, op verschillende wyzen, verklaard, met oogmerk om 'er de mogelykheid van aan te toonen, wanneer de waarheid van 't geval weinig of geen last meer lydt. Hier toe strekt ook by uitneemendheid dit berigt van den Heer de Buffon, wegens zyn uitgedagten Brandspiegel, om, op groote afstanden, en in allerleie rigtingen, te branden. Die onvermoeide Natuuronderzoeker geeft een naauwkeurig verslag van zyne ontdekkende poogingen, en meldt ons hoe 't hem eindelyk gelukt zy, een vlakken Brandspiegel te maaken, of liever een toestel van een groot aantal, tot drie honderd en zestig, vlakke Spiegels, ieder op zig zelven beweegbaar, in een yzeren raam gezet, te vervaardigen, (waar van de af beelding de Verhandeling vergezelt,) welks uitslag volkomen aan zyne verwagting beantwoordde. Men ziet uit de hier gemelde Proefneemingen, dat het niet bezwaarlyk valle, dus op den afstand van 200 voeten te branden; en dat 'er grond is om te verzekeren, dat het zeer wel geschieden kan
| |
| |
op 400 voeten en verder. De Heer de Buffon ontvouwt wy ders het nuttige gebruik van zodanig een toestel in verscheiden opzigten; en hoopt denzelven tot nog meer volmaaktheid te brengen, in verwagting van sterker uitwerkzelen; dog alles, zegt hy, wat men ooit zal kunnen doen, is van op zyn hoogst op 800 of 900 voeten te branden. Aan dit zyn voorstel hegt hy verder zyne aanmerkingen over 't verhaal nopens Archimedes, die, op eene soortgelyke wyze, met metaalen Spiegels, gewerkt zal hebben.
Verder geeft men ons eenige Waarneemingen over eene Natie van Dwergen, die zig in 't binnenste van Madagascar zouden onthouden; dog waaromtrent nog nadere onderzoekingen vereischt worden. Met meerder zekerheid deelt men ons voorts mede eenige byzonderheden, wegens Finmark, Lapland en Samojeda, welken dienen, om ons derzelver Inwoonders beter te leeren kennen. Eene volgende Verhandeling gaat over de Elektrieke kragt van voorbysnellende Kanonkogels; strekkende ter nadere verklaaringe van de zeldzaame uitwerkingen der Schampschooten, en de oorzaak hier van, Het deswegens bygebragte verdient, nevens het geen in eene vroegere Verhandeling over dat onderwerp, in 't Vierde Deel, is voorgedragen, overweeging. En even zo wordt het geen in 't Derde Deel, wegens de Elektrieke Visschen gemeld is, hier verder opgehelderd, door eene Verhandeling over den Torpedo of Stompvisch; eene soort van Rog, welke zeer gemeen is in de Middellandsche Zee, die de eigenschap heeft van de menschen, welken hem aanraaken, te verdooven, onder het toebrengen van hevige schokken, gelyk aan de Electrieke schokken der bekende Leydsche Proefneeminge. Men vindt hier beknopt by een verzameld, het geen in dit gedeelte der Natuurlyke Historie verrigt is, tot op de waarneemingen van den Heer Walsh; welke getoond heeft, dat deeze Visch eene Electrieke kragt bezit; en dat men dit uitwerkzel, het welk men ook by eenige andere Visschen bespeurt, aan eene elektrieke kragt heeft toe te schryven; als blykt uit het geen hier verder wegens de proefneemingen van den Heer Walsh gemeld, daar uit afgeleid, en ter bevestiginge van dit denkbeeld voorgesteld wordt.
Hier op volgen twee Heelkundige Waarneemingen, ten dienste van hun, die deeze Weetenschap beoefenen. De eene gaat over een geval, in 't welke de Herssenen, onder het hoesten, gedrongen waren, door het Lidteken eener Hoofdwonde, uit welke een aanmerkelyk stuk van het Cranium was weggenomen. En de andere geeft verslag van eene Paracenthesis
| |
| |
in de Thorax verrigt, ter geneezinge van een Emphysema, dat zig bykans over 't geheele lichaam had uitgebreid. Men bragt den opgeblaazen Lyder eene aanmerkelyke verligting toe, met de borst, door middel van een Trocaar, of daar toe geschikten priem, schuins tusschen de ribben te doorbooren; op welke verrigting de Lugt, zo dra de priem uitgehaald wierd, dermaate sterk door het pypje blaasde, dat eene ontstooken kaers drie of viermaalen uitgeblaazen wierd. Behalven deezé twee Stukjes behelst deeze Verzameling, voor de Genees en Heelkundigen, nog een uitvoerig verslag van Waarneemingen over de gezwellen, en ophoopingen van stoffe in het Darmnet; mitsgaders een kort berigt van de gevolgen eener vergiftige beet van een getergden Hond; dat, met bybrenging van soortgelyke gevallen, dient ter waarschouwinge, van zig altoos te wagten voor menschen en dieren, welken door een woedenden toorn gedreeven worden.
Wyders worden ons hier op nieuw Proeven medegedeeld, over de verschillende zwaarte der Lichaamen, op verschillende asstanden van het middelpunt der Aarde, ter wederlegginge van 't gevoelen van Vader Bertier, en ter staavinge van Newtons beginzelen wegens de zwaartekragt. Daar benevens stelt men ons ter hand een natuurkundig onderzoek wegens de vaste Lugt, wel byzonder met betrekking tot de ligte zuurheid, welke zy, wanneer ze zig met het water belaadt, aan het zelve mededeelt. Verder ontmoeten we Waarneemingen over het lichten van het Zeewater, dat zommigen lichtende Insecten toeschryven; doch waar van anderen de oorzaak zoeken, in eene Phosphorische stof, welke het Zeewater bevat; met welke laatste onderstelling de volgende Waarneemingen volkomen schynen te strooken.
‘In alle klimaaten, zegt de Heer de la Condreniére, maaken de roeringen de Zee lichtende; meer in de-beete, minder in de koude Landen; ik heb het alle nagten waargenomen van de kusten van Europa en Afrika af, tot in 't hart der golf van Mexico, en van de golf van St. Laurent tot in Maucha, in nieuw Castilie. Men neemt het zelfde waar, in de geheele uitgestrektheid van den Zuider-Oceaan, en in de Oostindische Zeën. Het is niet wel mogelyk, dat de lichtende Insekten, die men op eenige Reën heeft waargenomen, in alle klimaaten en in alle Jaargetyden bestaan. Zo dit waar was, zou dit een veel verwonderlyker verschynzel zyn, dan de Phosphorische stof.
Het licht van het Zeewater is zo flikkerende onder de verzengde luchtstreek, dat men het zelfs in de helderste maa- | |
| |
neschyn, en wel op den afstand van meer dan dertig voet, onderscheidenlyk zien kan.
Agter het Schip, alwaar deszelfs voortgang borrelingen, samenvloeijingen, draeingen, en andere beweegingen in het water der Zee veroorzaakt, zyn de lichtingen zo verscheiden, zo talryk, en zo schitterende, dat het gezigt daar door verbysterd wordt.
Het schuim, 't welk de baaren der Zee maaken, schynt lichttende in alle zyne punten; het gelykt naar een verzilverd of gepaarlemoerd sneeuw, en de glans is des te sterker en levendiger, naar maate de nagt donkerer is.
Daar zyn lichten die vast schynen; zy houden dezelfde afstanden tusschen malkanderen; andere schynen zig van de Zee los te maaken, en op verscheidenerhande wyze op haare oppervlakte te zweeven, maar de meeste ryzen in een regten lyn. Dit heeft veel overeenkomst met de Phosphorische lugtverhevelingen, maar niet veel met Insekten, zo groot als een speldeknop, die niet lichtende zyn, dan in een gedeelte van hun lichaam, en well on men in eene zeer donkere plaats van naby moet zien, om hen gewaar te worden.
Deze lichten zyn van verschillende grootte van minder dan een vierde linie tot meer dan een duim middellyns; men kan niet zeggen, dat verzamelingen van Insekten die groote lichten formeeren; dewyl de beweegingen der Zee meer geschikt zyn, om dezeven te scheiden, dan om hen te verzamelen.
De duuring van deze lichten verschilt evenveel als derzelver grootte. Zommigen houden niet langer aan dan eene flikkering van weerlicht, anderen duuren verscheiden seconden.
Daar zyn dagen, en zelfs uuren, dat deze lichten menigvuldiger en slikkerender zyn dan op andere dagen en uuren; ook schynen zy zig niet te formeeren, dan op de oppervlakte van 't water, en op 't aanraaken van den Dampkring.
Men vindt deze lichtende Insekten niet in volle Zee, alwaar haare groote diepte haar onder een zwartagtig blauwe kleur doet voorkomen, maar men vindt overal de Phosphorische stof, welke zy overvloedig bevat; onder de gedaante van zoutige, olyagtige en bitumineuze deelen, die zig elektrizeeren en ontvlammen kunnen, zo dra zy gemeenschap met de lugt hebben.
Het komt my inderdaad zeer wonderlyk voor, dat beroemde Natuurkundigen dit Zeeverschynsel, 't welk zig niet dan op de oppervlakte des waters doet bemerken, hebben kunnen toeschryven aan Mikroskoopische Insekten, welken zy in het Wier hebben waargenomen.’
| |
| |
Hier by komt vervolgens eene Waarneeming over den Thermometer, ter aantooninge dat de glaazen buis, in welke men den Thermometer besluit, wel gedeeltlyk maar niet geheel voorkomt, het uitwerkzel, dat de gewoone vogtigheid kan voortbrengen, wanneer derzelver uitwaasseming bevorderd wordt, door een droogen wind, die schielyk opkomt; des men 'er, niet tegenstaande dit bekleedzel, wel op moge denken. Eene verder medegedeelde opmerking betreft een monsteragtigen Beetwortel, die ten deele een geele en ten deele een Beetwortel was, en ook in den smaak aan die verscheidenheid beantwoordde. De Heer Rofier meldt zyne bevinding, en 't geen hy over de oorzaak hier van denkt; dat hy ter nadere proefneeminge voorstelt.
‘Het is, zegt hy, meer dan waarschynlyk, dat de Monsteragtigheid van deezen Beetwortel toe te schryven is, aan eene byzondere omstandigheid der bevrugting van het zaad, waar uit dezelve is voortgekomen. Het stuifmeel der stofvezelen van een Beetwortel-bloem zal door den wind overbragt zyn op het pistillum of stampertje van eene geele Wortelbloem; meer is 'er niet noodig om een Wortel voort te brengen, die van den aart der eene en andere vrugt had; zonder dat wy de byzondere ontwikkeling hier, even weinig als in den gewoonen groei, kunnen nagaan. Ik wensch dat Liefhebbers deeze opmerkelyke byzonderheid dool gemakkelyke proeven nader ophelderen, en onderzoeken wat van de verdere voortplanting deezes Monsters is geworden.’
Op dit voorstel volgt eene raadgeeving wegens het Tarwplanten, op de uitgestorven vakken onzer Akkers. De Schryver van dit Stukje geeft zeer gunstige berigten van zyne herhaalde proeven omtrent het verplanten der Tarwe, en raadt het zelve des bovenal aan, op ledige plekken, die door den Vorst geleeden hebben. ‘Men behoeft, zegt hy, alleen de moeite te doen, om, zo dra de grond doordooid is, met een egge of heel wyd getande yzeren klouw, de oppervlakte der ledig gestorvene plaatsen behoorlyk te openen, en gelyk te maken. Men kan dan alle de Tarwplanten, die zig op de levend gebleven plaatsen, digter dan 4, 5 a 6 duim by een bevinden, met den vinger of een puntigmes uitnemen, en in een mand leggen; uit deze mand kan een kleine jonge, plant voor plant, den planter toereiken, welke, by de gis en zo 't valt, de planten 4, 5, 6 a 8 duim in 't vierkant van een plantende, al vry spoedig een aanmerkelyken lap Lands zal konnen klaar hebben: immers heb ik
| |
| |
een onbezaaiden plek van 25 vierkante roeden Lands; te Valkenburg, met een zodanigen helper, eigenhandig in drie uuren tyds beplant. En omtrent den tyd der beplantinge heb ik ondervonden, dat die van 't einde van February of begin van Maart, na het Saisoen zig schikt, tot 10 of 12 April met succes kan geschieden; zo dat de Akkerman tyds genoeg vinden kan, om dusdanige proeve werkstellig te maken, als aan eenige weinige dagen niet gebonden zynde.’
Voor 't overige behelst deeze Verzameling, buiten de agtervolgende Meteorologische Aantekeningen van den Heer Luitenant Holl, eenige Waarneemingen en Aanmerkingen over de strenge Koude van de maand January 1776; benevens eene opgave van de gemiddelde hoogte des Thermometers in ieder maand des Jaars, opgemaakt uit eene waarneeming en berekening van twintig jaaren, naamlyk van 1747 tot 1766 ingeslooten, volgens de waarneeming op het Huis Zwaanenburg gedaan. Ook had de Schryver der Waarneemingen over onze laatste strenge Koude ten oogmerk, de bekendste koude Jaaren op eene Tafel te brengen, met eene nevensgaande vergelyking van deeze koude by die van andere Jaaren; doch zulks uitgesteld hebbende tot een volgend Stukje, zo verzoekt hy dat onze Landsgenooten hem hunne waarneemingen en aantekeningen gelieven mede te deelen; dat zyne nuttigheid kan hebben, ter naauwkeuriger opgave en gegronder vergelykinge. - Men kan uit het gemelde, wegens den inhoud van dit gedeelte deezer Verzamelinge, genoegzaam afneemen, dat het zelve verscheiden onderwerpen bevat, die Leezers van verschillende oefenzugt op eene voor hun aangenaame en nutte wyze bezig kunnen houden. |
|