Het zwak geloof van Jaïrus, versterkt door den Heer Christus, of Leerrede, over Marcus V. 22, 23, 41, 42. Door M. Gersen, Predikant te Domburg. Te Utrecht, by J.v. Schoonhoven en Comp. 1775. Behalven de Voorreden 80 bladz. In groot octavo.
DE Eerwaerde Gersen levert ons, in deze Leerreden, ene menigte van leerzame en opweklyke bedenkingen, over het gedrag van Jaïrus jegens den Heilland, en 't gedrag van Jezus jegens dien Oversten der Synagoge, mitsgaders de wonderdadige werkzaemheid des Heren, in 't overleden Dochterken van Jairus gezond te doen herleven. Na 't afhandelen van dit onderwerp brengt hy de beschouwde stoffe ernstig ter betrachtinge over, naer verscheidenheid van staet en omstandigheden. Zyn Eerwaerde is niet spaerzaem in uitweidingen; doch dit belemmert den Lezer minder dan den Toehoorder; en vermoedelyk heeft de Leeraer hier omtrent in ene uitgegeven Leerreden meerder vryheids gebruikt, dan men in ene uitgesproken Leerreden zou goed keuren. Wat hier van zy, alles strekt ter stichtinge; het voorbeeld van Jaïrus is leerzaem, het gedrag van Jezus is aenmoedigend en opbeurend, de herleving van 't Dogterken is troostryk, en 't geheele geval geeft verscheiden nutte Lessen aen de hand; van welk alles men met vrucht gebruik kan maken. - De volgende Les, onder velen, hoe algemeen ook, kan, naer uitwyzen der ondervindinge, die ons maer al te veel troostloozen laet ontmoeten, niet wel te dikwerf herinnerd worden; waerom wy dezelve, ter dezer gelegenheid, ook hier zullen plaetzen.
‘Als uwe kinderen, of anderen die u waerd zijn, sterven, behoorde gij het gehoorzaame voorbeeld te volgen van den geloofsheld Abraham, in het offeren van zijnen Zoon Izaäk, Genesis XXII. - Berust hier in den weg van God: bedwingt uwe stemme van geween, en uwe oogen van tranen: misschien heeft God u die geliefde panden door den dood onttrokken, om dat gij 'er te veel mede op hadt; uwe harten te zeer 'er aan hingen, en gij 'er uwe afgoden van maakte, en daarom moeten zij u ontstolen worden, om u meer verloochend te doen staan aan alles, buiten God en Christus. Och! al ontviel het u alles, gij dient aan den Heer genoeg te hebben, die algenoegzaam is. Ja, is de Heer niet Souverein, en zijt gij niet zijn leem? Behoeft hij u dan rekenschap van zijne daden te geven? En betragt Gods Weg, met u gehou-