Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1776
(1776)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLeerredenen over Paulus eersten Brief aan Timotheus, door Petrus Brouwer, B.z. Doktor en Professor in de Theology, en Predikant te Dordrecht. Eerste Deel, houdende Kap. I. II em III. Te Dordrecht by P. van Braam 1775. Behalven de Voorreden 327 bladz. in groot octavo.DEze Leerredenen zyn geschikt tot ene doorloopende Commentarie over des Apostels Brief, welke de Hoogleeraer goedge vonden heeft, dus in den vorm van Predicatien voor te dragen; waerop hy, gelyk men uit de Voorre- | |
[pagina 113]
| |
den kan afnemen, byzonder gesteld schynt te wezen. Soortgelyke schikkingen hangen grootlyks af van den smaek en de byzondere inzichten der Autheuren; en voor zo verre de smaek der Lezeren zeer verschillend is, kan men dezelven niet volstrekt wraken, schoon men, voor zich zelven, ene andere inrichting ter ontvouwinge van de Bybelboeken beter mogte oordeelen. Wat hier van ook zy; de Hoogleeraar heeft zyne keuze gevolgd: en men moet erkennen, dat hy zyne Leerredenen veelal in diervoege opgesteld heeft, dat ze meer in den smaek van eene Commentarie, dan in die der gewoone Predikwyze voorkomen. Hy legt zich naemlyk meest toe, op ene oordeelkundige ontvouwing van des Apostels voorstellingen; en weidt niet zeer uit over de gemeene plaetsen der Godgeleerdheid. Aen deze ontvouwing hecht hy, op ieder afdeeling, of aen 't einde van ieder Leerreden, ene Toepassing, bestaende uit gevolgtrekkingen, met opzicht tot de Leer of de Betrachting, uit den verhandelden Text afgeleid. Men kan dus deze Leerredenen, buiten derzelver vorm, eenigermate houden voor ene oordeelkundige ontvouwing van des Apostels Brief, gepaerd met Leerstuklyke en Practicale aenmerkingen; des dit Werk, schoon in een anderen vorm, onder die soort van Commentarien behoore, welken de letterkundige verklaring vergezeld doen gaen van zodanige bedenkingen, die tevens ter leeringe in, en ter opwekkinge van betrachtinge der Godsdienstige waerheden dienen. - In 't een en 't ander opzicht kan des Hoogleeraers Werk voldoening geven. Het verklarende gedeelte, schoon de Autheur zich niet toelegge op 't geen men geleerde navorschingen noemt, is gemeenlyk zeer wel ingericht, om des Apostels redeverband, en den bedoelden zin, van deszelfs voorstellingen, naer des Hoogleeraers inzien, te ontvouwen. De daer uit afgeleide gevolgen zyn, op des Schryvers gronden, rechtmatig getrokken; en zy, die aen 's Mans leiding in 't gemoedelyke gewoon zyn, zullen 'er met stichting gebruik van kunnen maken. - Met de afgifte van een volgend Stuk zullen we wel gelegenheid hebben, om op de ene of andere byzonderheid stil te staen; waerom we ons voor tegenwoordig zullen bepalen tot eene opgave der Voorbereidselen, welken ter ophelderinge van den Brief in 't algemeen strekken. Wat in de eerste plaets betreft de Personen, door welken, en aen wien de Brief geschreven is, dezen zyn, Paulus en Timotheus; welke beiden door den Autheur beknoptlyk beschreven worden; doch, om de kortheid te bevlytigen, zullen wy hier van, als zulks bekend genoeg achtende, niet ver- | |
[pagina 114]
| |
der gewagen; en terstond overgaen tot het geen 'de Eerwaerde Brouwer meld, wegens de verdere byzonderheden, welken hier in aenmerking komen. Daer toe behoort voor al de tyd wanneer, en de plaets van waer deze Brief geschreven werd: en hier omtrent drukt zich onze Schryver indezervoege uit. ‘Wyl Paulus deezen brief, volgends Kap. I:3. geschreeven heeft op eene reis van Efeeze naar Macedonië, zoo hangt de bepaaling van dien tijd af van den tijd, wanneer Paulus deeze reis gedaan heeft. Maar die reis van Paulus schijnt niet beschreeven te zijn in de Apostolische handelingen. Dit kan men ondertusschen uit den inhoud van deezen brief zelv' afneemen, dat de Efeezische Gemeente nog versch gestigt en Timotheus nog jong ware, want alles was te Efeeze bij lange niet geregeld, en Timotheus kreeg veele lessen, hoe zich in zijn ambt te gedraagenGa naar voetnoot(*). ‘Van wat plaats deeze brief afgezonden zij, weete ik met geene zekerheid te bepaalen, nader dan dat het, volgens het evengezegde, uit Macedonië mag geweest zijn, zoo Paulus daar toen nog was, en niet bij voorkoomende gelegenheid naar elders vertrokken was. Het onderschrift van den brief zegt ons wel, uit Laodicea, de Hoofdstad van Phrygia Pacatiana, maar dat onderschrift is geen deel van den H. brief, en in laater tijd daar eerst bijgevoegd, alzoo de naam van Phrygia Pacatiana, dien men daar leest, niet voor den tijd van Konstantijn den grooten bekend geweest is’Ga naar voetnoot(†). Zie hier verder wat men, naer des Autheurs gedachten, kortlyk zeggen kan, van de aenleiding tot - en 't oogmerk in het schryven van dezen Brief. ‘Na dat de Efeezische Gemeente korts gestigt was, reisde Paulus naar Macedonie, laatende Timotheus te Efeeze agter. De Gemeente nam toe, en daar kwamen veele dingen voor, welker bestelling en regeling aan een' jong' Opziener als Timotheus was, veele bedenking baarde. Paulus had hier kennis van, 't zij door eenen brief van Timotheus aan hem, of door andere berigtenGa naar voetnoot(‡). |
|