Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1776
(1776)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet leeven van Jan Wagenaar. Benevens eenige Brieven van en aan denzelven. Te Amst. by Yntema en Tieboel. 1776. Bebalven de Voorreden 291 bladz. in groot octavo.ZInts de eertyds genoegzaam vergeeten Burger, Jan Wagenaar, na dat hy reeds een aanmerkelyk gedeelte zyner Vaderlandsche Historie het licht had doen zien, begon bekend te worden, als Schryver van dat voortreffelyk Werk, stelde ieder, om zo te spreeken, belang, in dien Man, wiens schryven aller opmerking tot zig trok, min of meer nader te kennen. En deeze nadere kennis heeft hem, als iemand, die de sterkste proef kon doorstaan, nimmer benadeeld: ter oorzaake van zyne bekwaamheid en alleszins agtingswaardig character, was men steeds, hoe meer men hem leerde kennen, des te begeeriger, om van deeze en geene byzonderheden hem aangaande onderrigt te worden. Die zugt is overgebleeven na 's Mans dood; en men heeft in gevolge daar van, zedert dat 'er zig eenig gerugt van Wagenaars Leevensbeschryving begon te verspreiden, sterk naar derzelver uitgave verlangd. Hier aan ziet men nu eindelyk, door 't in 't licht geeven van 't bovengenoemde Geschrift, voldaan; in 't welke zyn Schoonbroeder, de Heer Pieter Huisinga Bakker, een juist verslag geeft van den leevensloop diens beroemden Mans. - Des Schryvers gemeenzaame verkeering met den Heer Wagenaar stelde hem hier toe boven veele anderen in staat; de naverwantschap kon hem niet belemmeren, daar hy het leeven van een Man ontvouwde, die, op zig zelven roemwaardig, geen geleenden of pluim- | |
[pagina 87]
| |
strykenden lof behoefde; en zyne bekwaamheid om de pen te voeren, meermaals gebleeken, maakte hem niet ongeschikt tot deeze taak. Uit zodanig eene hand ontvangt hier de Leezer een naauwkeurig berigt van 's Mans herkomst, jeugd, vroege oefenzugt, en vordering in weetenschappen, onder de melding van de verdere lotgevallen zynes leevens, tot op zyne ziekte en dood; welke laatste inviel op den eersten Maart 1773, toen hy den ouderdom van ruim 63 jaaren bereikt had, als zynde te Amsterdam gebooren op den 28Ga naar voetnoot(*) October 1709. De Heer Huisinga Bakker heeft dit alles in een gevalligen styl opgesteld, tusschen dien van den eenvoudigen Historieschryver en verheven Lofredenaar; hoedanig een styl dit onopgesmukt Verhaal verlevendigt. Men vindt, in 't doorbladeren, eene menigte van byzonderheden, die 's Mans leevensloop betreffen, en opmerking verdienen; te meer daar de Schryver 'er, op eene gepaste wyze, ingevlogten heeft, een historisch berigt van 's Mans Schriften, met melding van de gelegenheid by welke dezelven geschreeven, en den tyd waar in ze uitgegeeven zyn; dat zekerlyk aangenaam is, en zyne weezenlyke nuttigheid heeft. - Op deeze of soortgelyke byzonderheden mogen wy niet wel staan blyven; ze worden beter in den zamenhang met het beloop der Geschiedenisse geleezen; dan wy konnen niet wel nalaaten de voornaamste trekken van 's Mans character, hier uitvoerig gemaald, in deezen beknoptlyk by een te brengen; hoedanig iets wy te meer verschuldigd zyn in deeze onze Letter-Oefeningen te plaatsen, daar hy ons een en anderwerf, in dit ons Geschrift, de hand gebooden heeft. Wat zyn lichaamsgestel betreft, hy was van geen robust, maar van een gezond gestel; zyne onafgebroken - eenpaarigmaatige leevenswyze had hem voor geweldige ziekten bewaard, en hem een wel gegroeid en vast lichaam gegeeven. Hy was van eene meer dan middelbaare grootte, welgemaakt, bloozend van weezen; en uit zyne oogen, waarin bedaardheid en zagtheid van Ziel te leezen was, straalde te gelyk uit schranderheid en scherpte van vernuft. Hy was fyn van gestel, ongeschikt voor lichaamlyken arbeid, en kon geene fatigues veelen. Gelyk zyn verstand voor de studien, zo scheenen zyne handen alleen gevormd tot het hanteeren van pen en boek. Ook heeft hy zyn geheele leeven, byna van dat hy gaan kon, met leezen en Letteroefeningen doorgebragt. Zyn leeven was | |
[pagina 88]
| |
een leeven van bedryf en bezigheid, dat door geen ledig zyn, noch plaizieren; want hy kende het eene noch zogt de anderen; en door geen langen slaap, want hy was gewoon het bed vroeg te verlaaten, gehinderd noch verminderd werd. Tot zulk eene leevenswyze was hy te geschikter; nadien zyn geest sterk en onvermoeid was; zyn hoofd en hersenen 't niet minder waren, en elkander vaardig dienden; zo dat hy nooit over vermoeidheid van geest, of zwakheid van 't hoofd klaagde. Hy studeerde altyd wonderbaarlyk vlug en gemaklyk, en hy stapte, van de ingewikkeldste oefening tot een gemeenzaam onderhoud met een Vriend over; zonder dat iemand, immer, afgetrokkenheid van gedagten, of onbekwaamheid voor een nieuw gesprek, in hem gewaar werd. Hy wist, somtyds, den ernst van zynen aart, door vrolyke en heusche boertery, als 'er zig, onder zyne gemeenzaame Vrienden, gelogenheid toe opdeed, te lenigen. Zyne aanminnige deftigheid maakte zig terstond meester van elks agting; zelfs van die van vreemden. Waar hy verscheen, moesten stuursheid, zo wel als losheid van zeden, de wyk neemen, of, liever, de strakke stuursche werd, in zyne tegenwoordigheid, handelbaar, en de wufte onzedige bedaard en bescheiden. Hy was een groot vriend van zyn Vaderland en Geboortestad; en zulk een bestendig verdediger van het bedryf zyner wettige Overheid, dat hy daarin, dikwyls, naar sommiger meening, wat te ver ging. Hy was een getrouw en lief hebbend Egtgenoot. Op de vriendschap stelde hy een hoogen prys; hy werd beschaamd, zo dra hy ondervond, dat hy dien prys kwaalyk besteed had, en 't ging hem aan 't harte, als hy erkennen moest rouwkoop te hebben. Hy was, in de eigenlyke betekenis der woorden, een waar vriend. Hy diende zyne vrienden, ja vreemden, met eene vaardige bereidwilligheid, en zo veel yvers, dat hy, terwyl hy, inderdaad, zaaken van aanbelang voor een ander behartigde, veel eer zig zelven, dan hem, voor wien hy bezig was, dienst en plaizier scheen te doen; en dit deed hy, 't geen hem byzonder eigen was, zonder dat hy 'er zig iets op voor liet staan. Van zyne vroege jeugd as had hy neiging voor de Dichtkunst, en die neiging heeft hem nooit geheel verlaaten: hy heeft, nu en dan, in zyn gevorderden ouderdom, een. vers geschreeven; en altyd bleef hy een beminnaar van schoone en kunstige dichtstukken; hunne treffendste trekken voelde hy volkomen; terwyl hy 't zwakke terstond gewaar werd. Hy was ten uiterste gierig op zyn tyd, en ontweek des, zo veel hem mogelyk was, alles wat hem iets van denzelven kon | |
[pagina 89]
| |
ontrooven. Dan hier omtrent moest hy meer toegeevendheid, dan voorheen, gebruiken, sedert hy als Schryver van de Vaderlandsche Historie, in ons Gemeenebest, bekend geworden was; alzo hem zulks in meerder verkeering inwikkelde, en voor meerder aanzoeken bloot stelde. Hy kon des, hoe kostelyk hy den tyd schattede, hoe gering hy zig zelven agtte, om by 's Lands aanzienlyken in aanmerking te komen, en hoe zeer hy zyne kundigheden wantrouwde, wilde hy welleevendheid en bescheidenheid doen gelden, niet voorby, zyn huis, zyn tyd en pen, ook ten dienste zyner hoogschatteren gereed te houden; waar van men in zyne papieren overvloedige bewyzen gevonden heeft. Uit der aart had hy eene beschroomdheid over zig, welke hem voor eene algemeene verkeering met menschen eenigzins hinderlyk was. Dezelve werd gevoed door zyne veeljaarige afgezonderde studeerende leevenswyze; en, schoon hy, in het laatste gedeelte zyns leevens, door den omgang met Luiden van aanzien en soorte, waar toe zyn hoog geklommen vermaardheid, en, laatstlyk, ook zyne Bediening op 't Stadhuis hem aanleiding gaven, meer vrymoedigheid in de verkeering zien liet, zyn geest, egter, was nergens vryer en onbeschroomder dan onder zyne bekenden en vrienden. Om deeze reden vertoonde hy doorgaans voor de eerste reis, in het byzyn van een onbekenden verschynende, zekere agterhoudendheid, of, dat ik het zo noeme, beteuterdheid, waar agter de groote Man zig schuil hield. Voor alle dingen moest by hem het kennen van iemands zeden, en manier van denken, vooraf gaan, eer hy gemeenzaam worden, of zyne beschroomdheid afleggen kon. Ware hy wat meer met zigzelven ingenomen, in wat stouter op zyne kundigheden geweest, deeze schroomvalligheid van aart zou hem minder in den weg gestaan hebben; doch het zou mogelyk zyn character niet verbeterd, noch zyne waare verdiensten meer opgeluisterd hebben. Gaarne ontweek hy alles, wat hem, als de geleerde en beroemde Man, eenige vertooning kon doen maaken; en men had veel moeite om hem, tot het zitten voor des Schilders palet, over te haalen; dat egter tweewerf gelukte. Tibout Regters heest hem, ten voeten toe, zittende afgebeeld; en naderhand heeft de bekende portraitschilder Jacobus Buys hem best, en wonder wel, getroffen; naar welk stuk hy ook, door den vermaarden Jacob Houbraken in 't koper gebragt is. Voorts verleenen zyne Schriften zo doorslaande bewyzen van zyne arbeidzaamheid en bekwaamheid, dat niemand dezelven in twyfel kunne trekken; en daar benevens kunnen zy, | |
[pagina 90]
| |
die het geluk gehad hebben, van gemeenzaam met hem om te gaan, niet anders dan het gunstigste getuigenis van zyn character, zo als het zig dan openbaart, in volle ruimte geeven. ‘Groote Mannen, gelyk de Heer Huisinga Bakker zig, in 't slot deezer Leevensbeschryvinge, zeer wel uitdrukt, luiden van verdienste, die zig door voortreffelyke Schriften hebben vermaerd gemaekt, leert men kennen uit het leezen van hunne Werken: door het leezen van dezelven wordt onze agting voor hun aengekweekt, wy verwonderen ons over hun verstand, geleerdheid of wysheid, wy neemen deel in 't gene hun betreft, wy beminnen, wy verdedigen hun, en konnen niet veelen, dat ze van iemand met kleinagting behandeld worden: maer zy, die 't geluk en de gelegenheid hebben met den grooten Man als vriend om te gaen, die hem zien buiten zyn studeerkamer, die zyne manier van doen beschouwen in zyne bedryven, te huis, ter tafel, in gezelschappen, by vrienden en vreemden, leeren hem van veel nader by kennen; en vinden zy, dus in zynen boezem en bezigheden indringende behalve kennis en geleerdheid, schoone zedelyke hoedanigheden; treffen zy in hem den braeven, den deugdoefenenden Man aen, die by geleerdheid nederigheid, by kennis zedige twyfeling, en by waere verstandelyke verdiensten een effen' en ingetogen' Ziele bezit, dan moet hunne agting, eerbiedenis en liefde tot nog veel hooger peil ryzen. Waerlyk niet alleen wat de Geleerde schryft; maer ook wat hy doet, hoedanig hy leeft, voltooit of verheft zyne verdiensten, maekt hem in eere en aenzien uitsteekend en beminnenswaerdig by allen’. Dit mag men, met dien Schryver regtmaatig op den Heer Wagenaar overbrengen, en voorts met hem betuigen. ‘Allen die gemeenzaem met onzen Historieschryver omgingen, weeten, uit eigen' bevinding, dat ze in hem den wyzen en deugdoefenenden Man, door zyn geheele leeven, vereenigd hebben gevonden. Niets dan de dood alleen zal dit gevoelen in de harten zyner bekenden en vrienden vernietigen konnen. Onze Vaderlandsche Nakomelingschap zal 'er eene eere in stellen mogen, dat hun Landgenoot, jan wagenaar, het getal dier groote Mannen vermeerderd heeft, welken hunne geleerdheid met waeragtige deugden versierd hebben’. Agter deeze Leevensbeschryving heeft men nog eenige Brieven van en aan Jan Wagenaar gevoegd; doch, om dit Artykel niet te breedvoerig te maaken, zullen wy derzelver melding tot eene andere gelegenheid uitstellen. |
|