Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1776
(1776)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 79]
| |
Handvesten, Privilegien enz. der Stad Dordrecht, opgezogt, overgezien, met de oorspronkelijke Stukken vergeleeken, en met Geschied- en Oudheidkundige Aanmerkingen opgebelderd, door Mr. P.H.v.d. Wall, Lid van den Oudraad der Stad Dordrecht, enz. Vierde Afdeeling. Te Dordrecht by P.v. Braam 1775. In Folio 162 bladz.In deeze Afdeeling, beginnende met de Brieven van 't jaar 1482, en eindigende met de Huldiging van Karel den II., in 't Graaflyk Bewind, levert ons de Heer en Mr. van de Wall op nieuw eene aanmerkelyke verzameling van Papieren, welken, in verscheiden opzigten, ter ophelderinge van 's Lands Geschiedenissen, strekken. Ze zyn, schoon inzonderheid tot Dordrecht betrekkelyk, hier toe van dienst, overmits de toestand en omstandigheden van Dordrecht geen geringen invloed ook op andere Steden hadden; en ze doen nu deezen dienst te meer, daar de kundige en oplettende Uitgever zig bevlytigt, om dezelven met zyne keurige aantekeningen mede te deelen, waar door hy ons verscheiden byzonderheden nader doet opmerken, en denzelven meerder lichts byzet. Het Geschiedkundige van Dordrecht, meermaals door de Graaven by uitstek begunstigd, deszelfs Koophandel, Stapelregt, Munt en meer dergelyken zyn dik werf de onderwerpen van 's Mans overweging, naar den inhond der Papieren door hem te berde gebragt. Deezen geeven hem verder aanleiding om zyne aanmerkingen ook wyder uit te breiden, tot zodanige Stukken, die 's Lands omstandigheden in 't algemeen betreffen; als daer zyn de uitgestrektheid van 't Banregt, de Leenregten, de Privilegien de non evocando, het uitbreiden van de magt der Graaven, de Tollen, Beden, Schattingen enz. Hier benevens slaet hy naeuwkeurig gade 't geen hem in deeze Papieren voorkomt, dat eene byzondere betrekking heeft, tot deeze of geene aenmerkelyke geschiedenis, en ter ophelderinge van dezelve kan dienen. By dit alles verleent hy ook hier en daer ophelderingen van min bekende spreekwyzen. Met één woord, de agtervolgende arbeid van den Heer en Mr. van de Wall beantwoordt hier volkomen aan zyne voorgaande poogingen; en de Lief hebbers deezer Oefeninge kunnen niet nalaaten 's Mans aanhoudende vlyt danklyk te erkennen. - Verscheiden byzondere staaltjes, die onze aanpryzing van dit leerzaam Werk zouden bevestigen, waren in deezen aan te voeren, dan, 't nut onzer | |
[pagina 80]
| |
Leezeren tevens in 't oog houdende, agten wy 't dienstiger staan te blyven, op eene van 's Mans breedere aanmerkingen, die haare byzondere nuttigheid heeft, en te gelyk een algemeenen dienst kan doen. Ze betreft het gebruik der woorden, Beden, Subvencien, Petitien, Precariegelden, Zettingen, Omslagen en Contributien; die, schoon ze meermaals als wisselwoorden voorkomen, egter ook zomtyds in onderscheiden betekenissen gebruikt worden; van waar ze noodwendig eene byzondere verklaaring vorderen. ‘Om nu het onderscheid, zegt onze Autheur, zo na doenlijk, van de opgenoemde benaamingen aan te wijzen, hebben wij te letten, dat Beden, Subvencien, Petitien en Precariegelden, in den naauwsten zin, een en het zelfde te kennen geeven; want het Register der Dagvaarten van aert van de goes raadpleegende, vindt men meermaals, dat het geen, op de ééne bladzyde, Petitie geheeten is, op de andere, den naam van Bede en Subvencie draage. Om geen meer bewijzen aan te haalen: beroepen wij ons alleen op het aangeteekende van den zevenden Junij des jaars 1529Ga naar voetnoot(1), daar men leest: De gedeputeerden van de Staten van Hollant nae veele onderwys benlieden gedaen bebben geconsenteerd in de voirs. petitie van hondert twintig duisend gulden enz. - en kort daer na: naer dit consent gedragen (zegt de Advocaat, der Landvoogdes vertoond hebbende de armoede en den soberen staat van het Land van Holland) concluderende bij vele redenen, dat de keizerlijke majesteit denselven voir den toecommenden tijt verdragen moet meer subventien, te eyschen enz. Trouwens 't geen, aan 's Graaven zijde, Petitie en Bede, (woorden van dezelfde betekenis) geheeten werd, zulks kan, van de zijde der Landzaaten, met regt den naam van Subventie draagen, wijl de Ingezeetenen, aan 's Graaven Bede, eisch of Petitie, door hunne Subvencie te gemoet kwamen, en onderstand booden. Zettingen en Omslagen hebben voornaamlijk hun opzigt tot de wijze van invorderinge der geëischte Beden en Subvencien; geevende eigenlijk te kennen de bezondere Tauxatien, naar welken de Steden en het platte Land hun aandeel in den- | |
[pagina 81]
| |
zelven moesten draagen. Zettingen geheeten, om dat ieder hunner, door daar toe gemagtigder, op eene bepaalde som, gezet of gesteld werd. Omslagen, om dat, naer gelang van elks rijkdom of gesteldheid, een overslag of omslag gemaakt werd, volgends welken ieder Kwartier, Stad of Dorp het zijne daer in moest opbrengen. Klaarlijk kan dit gezien worden in eene Sententie van den grooten Raad van Mechelen in dato 10 April 1513/1514, en een Request, door de kleine Steden in de maand April des jaars 1553 aan Karel den V. overhandigd. Maar, behalve deeze Zettingen en Omslagen, die hun opzigt hadden tot de Graaflijke Beden, maaken de Gedenkschriften van dien tijd nog daarenboven gewag van eenen anderen en bezonderen Omslag, welke, bij uitneemendheid, dien naam draagt; en, in het Register der Dagvaarten van aert van der goes, dikwerf de Gemeenelands Omslag geheeten is. Deeze betrof het vinden der benoodigde Penningen, die, behalve de gewoone en buitengewoone Beden, tot stuur van de gemeene zaak, moesten gedraagen worden; waar onder dan behoorden, de verzegelingen of opgenomen gelden, tot aflossing van schulden en betaaling van renten; de onkosten der Dagvaarten; de wedden van den Advocaat van 't Land en van andere ambtenaaren; de gratuiteiten en propinen, gelijk zo genaamd werden; de noodige onderstandgelden tot bescherming van den Koophandel en de Fabrijken; de middelen tot verkrijging van nieuwe Octrooijen; de Penningen tot nuttige en noodsaaklijke werken, en dergelijke zaaken, de welvaart van 't gemeene Land raakendeGa naar voetnoot(2). Deeze Omslag had niets gemeens met de Beden; waarom ook zulken, die van de laatsten, uit hoofde van bezondere Privilegien waren vrijgesproken, egter in deezen Omslag moesten gelden. Klaarlijk blijkt dit, uit het aangeteekende in het Register der Dagvaerten van aert van der gods, op den negenentwintigsten November van het jaar 1530Ga naar voetnoot(3), daar men leest: Item die vrouwe van Egmont beeft begeert appointement op heur requeste, of Beede es dan Ommeslagh es die loopende renten den keyzer geconsenteert te verzegelen, tot laste van den lande voir de eerste drie jaeren. Ende alzoe dat claer ende hier voortijts genouch verklaert es geweest soe es den advocaet verboden bij | |
[pagina 82]
| |
gescrifte tantwoirden maer wel bij monde dat last ende ommeslach van den lande es. In deezen Omslag had de Graaf niets te zeggen, maar waren de zes groote Steden gewoon, op eene bezondere beschrijving, na dat alvoorens, door den Ontfanger, een plan of eene raaming aan haar daar van was toegezonden, hier over te raadpleegen, en, naar derzelver goedvinden, daar op te besluitenGa naar voetnoot(4). Dit was de reden, dat deeze Omslag, door eenen bezonderen Ontfanger, onderscheiden van den Ontfanger der Beden, verantwoord wierdGa naar voetnoot(5). Welke ook daarom van ouds bij de Staaten zelven aangesteld werd, schoon hij zijnen Lastbrief van den Graaf ontfing, die ook zijne aanstelling, eer dat hij zijn ambt mogt aanvaarden, alvoorens moest goedkeuren. En in dien zin zegt de Advocaat aert van der goes, in het Register der Dagvaarten, op den negenden Julij van het jaer 1539Ga naar voetnoot(6): Mijn heere heeft ontfanger gemaect van de gemeen lands omslagen Heyman van de Ketele. Want, anderzins blijkt het, zoo uit de Resolutien van Holland van het jaar 1545 en 1546Ga naar voetnoot(7), als uit de Commissie van Aert Coebel, van den twintigsten Februarij des jaers 1545Ga naar voetnoot(8), dat Hij, gelijk ook zijn Voorzaat, Vranck van der Houve, bij de Staaten zijn aangesteld geworden. Zeer aanmerklijk is ten deezen opzigte het gebeurde in het jaar 1568. De Staaten hadden, op den eenentwintigsten Mei van dat jaar, in plaats van Aert Coebel, tot Ontfanger van den Gemeenenlands Omslag, aangesteld Mr. | |
[pagina 83]
| |
Jacob de Jonge, onder beding, van over de Voorwaarden met hem nader te zullen overeenkomen. De Hertog van Alva, hier van verwittigd, beweerde dat de aanstelling behoorde aan Zijne Majesteit, den Koning van Spanjen; de Staaten daar tegen hielden staande, dat zij, naer oude manieren, daar toe geregtigd waren, en dat ze Zijner Koninglijke Majesteit lieten geworden met de aanstelling van den Ontfanger der Beden. Intusschen koomen de Staaten met de Jonge overeen; hem, eenigen tijd daar na, ook beveelende, om, bij den Hertog, de goedkeuring van de gedaane aanstelling te bewerken. Van de zijde der Staaten werden hier toe ook vertoogen ten Hove gedaan; dog alles vrugteloos. Want, Mr. Jacob Boll, op den zesentwintigsten Junij, door den Hertog, op naam des Konings; van eene CommissieGa naar voetnoot(9) tot deezen Post reeds verzien geworden zijnde, insinueerde hij dezelve, op den elfden September daar aan volgende, aan de Staaten. Deeze namen hier op wel beraad; dog erkenden hem egter, eenige dagen daar na, zonder krenking van hunne geregtigheid, bij voorraad in dit ambtGa naar voetnoot(10); blijvende hij zulks ook bekleeden tot in het jaar 1572, wanneer Hij, der Spaansche zijde aankleevende, nevens andere voornaame Amptenaaren, uit het Land geweeken isGa naar voetnoot(11). Wat nu eindelijk de Contributien betreft; dit was eene algemeene benaaming, die zoo wel op Beden en Subventien, als op Zettingen en Omslagen kan worden t'huis gebragtGa naar voetnoot(12). Men plag 'er door aan te duiden allerlei soort van Schattingen, die onder verschillende benaamingen van Beden, Subventien, Omslagen, Imposten, Excijnsen, Verpondingen, Schiltaalen en wat dies meer is, werden ingevorderd. Wij hebben dit stuk eenigzins verder uitgehaald, om dat | |
[pagina 84]
| |
wij ons verbeelden, dat daar door een aanmerkelijk licht verspreid word over den zin en het verstand van één der voornaamste punten van het Reglement op het beleid der Staatsvergadering van 't jaar 1585Ga naar voetnoot(13). Wij bedoelen het bekende Veertiende Artijkel, waar bij de zaaken, in welke geene overstemming mag plaats hebben, bepaald worden. Onder deezen vindt men, onder anderen, opgenoemd: de materie van consent te dragen tot Beden, Subventien; ofte van eenige parthye of gedeelte van Contributien onder malkanderen te maecken, ofte op het vinden van het middel van dien. Item in belastingen van steden, persoonen of goederen. De Staaten, schoon reeds bevrijd van het Graaflijk juk, bedienen zig van zalke uitdrukkingen, die, toen ter tijd, nog in een versch geheugen lagen, en, wegens derzelver langduurig en aanhoudend gebruik, van een' ieder' konden verstaan worden. De wankelende staat, waar in 's Lands zaaken zig bevonden, liet niet toe, daar in, voor als nog, verandering te maaken: terwijl de regels eener wijze en voorzigtige staatkunde meêbragten, om, in het hessen van schattingen, geene nieuwe en ongewoone benaamingen in te voeren; ten einde alle verkeerde indrukken, welken anderszins ligtelijk daar uit konden gebooren te worden, zoo veel moogelijk te voorkoomen; jaa, zelfs de minste aanleiding tot agterdogt, als of de aaloude vrijheid der Consenten eenige verandering zoude ondergaan, op allerleie wijze te vermijden. Om derhalve den zin der aangetoogen worden recht te vatten, dienen wij op te klimmen tot den tijd van de Graaflijke regeering. En, wanneer men dan ons gezegde, wegens de drie onderscheiden benaamingen der Gemeenelands Lasten, daa mede in vergelijking brengt, moogen wij billijk vermoeden, ja genoegsaam zeeker stellen, dat het eerstgemelde soort van schattingen, dat wy beschreeven hebben, (trouwens dit spreckt van zelven), door het dragen van consent tot Beden en Subventien, en het tweede, te weeten de Zettingen en Omslagen, door het maecken van eenige parthije of gedeelte van Contributien onder malkanderen, bedoeld zij geworden, tot welk laatste soort ook daarenboven allerhande Lasten, onder den gemeenen naam van Contributien, door ons, in de derde plaats, beschreeven, kunnen gebragt worden. 't Geen waarschijnlijker wordt, als men agt geeft, dat, uitwijzends de Registers der Hollandsche Staatsbesluiten, toen ter tijd, genoegsaam alle de Gemeenelands Lasten, met den naam van Contri- | |
[pagina 85]
| |
butien bestempeld wierden. Maar; zal moogelijk iemand vraagen, wat bedoelen dan 's Lands Vaderen, in het Reglement van het jaar 1585, door de onmidlijk volgende uitdrukking: Item in belastingen van steden, persoonen of goederen? Het is, uit het bygevoegde woordje Item, onzes eragtens, vrij duidelijk op te maaken, dat daar door een ander soort van Lasten, dan in de twee eerstgemelde uitdrukkingen begrepen zijn, moet bedoeld weezen. Trouwens, in het eerste Reglement op de Staatsvergadering van den zeventienden Maart van het jaar 1581Ga naar voetnoot(14), worden die woorden niet gevonden. Daar het nu niet te betwijselen is, of men hebbe bij dit Reglement reeds zorge gedraagen voor de vrijheid der Consenten, ten aanzien van alle de, toen ter tijd, bekende Contributien; en daar egter, in dat van 't jaar 1585, nog daarenboven uitgezonderd worden, belastingen van steden, persoonen of goederen, is het buiten bedenking, dat 'er op nieuwe, en bevoorens onbekende, Belastingen van Steden, Persoonen of Goederen, geoogd zij geworden. En, wanneer de meergemelde Staatsregisters van dien tijd, met behoorlijke aandagt, worden ingezien, blijkt het, dat 'er tusschen het jaar 1581 en 1585, over dit Stuk, en over den aart en de wijze van invordering meenigvuldige raadpleegingen gehouden waren, en dat de gedagten der Leden, in dit opzigt, zeer verdeeld stondenGa naar voetnoot(15). De nood, waar in het Land zig vond, vorderde van dag tot dag, nieuwe, en, tot hier toe, ongehoorde schattingen. Daar nu deezen tot geen minder bezwaar strekten van 's Lands Ingezetenen, dan de Beden, Subventien en Oinslagen, daar eischte de voorzigtigheid, ook in dit opzigt, dezelfde bepaaling te maaken, en dus, zoo in het ééne als in het andere soort, voor de overstemming zorg te draagen. Te meer was hier toe reden, om dat, in die tijden, naer 't begrip van sommigen, de vrijheden, in 't gemeen, en onbepaald verkreegen, ook in de byzonderheden behoorden bevestigd te worden.’ Wy kunnen niet nalaaten hier nog kortlyk iets te melden van eene aantekening des Schryvers, nopens Mr. Floris Oem van Wijngaerden, voor zo verre dezelve ter waarschouwinge dient. Het geschrift naamlyk, waar op de Heer en Mr. van de Wall de voorheen bygebragte aantekening gemaakt heeft, is | |
[pagina 86]
| |
getrokken uit een Register, 't welk begonnen is, ten tyde dat Mr. Floris Oem van Wijngaerden in die stede van Dordrecht aengenomen is te weesen pensionarijs der voorsz. stede te weeten in de maend van November in 't jaer XVe ende derthiene. Dit berigt geeft den Schryver aanleiding, om te melden 't geen hy rakende deezen van Wijngaerden aangetekend gevonden heeft; en hy doet ons, by die gelegenheid opmerken, hoe men deezen Floris Oem van Wijngaerden wel hebbe te onderscheiden van zynen naamgenoot en bloedverwant Floris van Wijngaerden, Ambagtsheer van Ysselmonde,Ga naar voetnoot(*) welke twee persoonen onze Historieschryvers wel eens met elkanderen schynen te verwarren. |
|