Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1776
(1776)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijEenvoudig en Waaragtig Verhaal van F. Zwart. Gedrukt voor rekening van den Autheur, en alom te bekomen. Behalven de Voorreden 136 bladz. in gr. octavo.VAn de hand dezes Schryvers ontvingen wy, ongeveer drie jaren geleden, deszelfs Eenvoudig Verhaal eener reize na de Stad des grooten Konings, door een gedoopt KindGa naar voetnoot(*). In dat Stukje gaf hy, bewerende dat de Gedoopten, in en door den Heiligen Doop, een volkomen recht ontvangen op de beloften en goederen des Genadeverbonds, onder het zinnebeeldig voorstel ener Reize, verslag van zyn wedervaren; dat hem, zyns oordeels, met rede deed klagen, over de handelwyze van velen, die, staende houdende, dat alleen de Geloovige Uitverkoorenen 'er toe gerechtigd zyn, de gedoopten, zo als hy spreekt, van hunne Voorrechten willen berooven. Dit geschrift heeft hem in enige moeilykheden ingewikkeld, eerst met den Kerkenraed en vervolgens ook met de Classis van Amsterdam; waer door hy zich ten sterkste verongelykt oordeelt, naer uitwyzen van dit zyn Eenvoudig en Waaragtig Verhaal van 't geene binnen de Stad des grooten Konings, tusschen de voornaamste der Burgeren en den gedoopten Reyziger is voorgevallen. Met den aenvang van dit Verhael, houd zich de Autheur aen dezelfde zinnebeeldige manier van voorstellen, onder 't melden van 't verschillende gedrag der Burgeren omtrent hem; als die zich, naer mate van hunne denkwyze over dit betwiste onderwerp, onderscheiden jegens hem gedroegen; 't welk | |
[pagina 70]
| |
voorts ten gevolge had, dat ook enigen der voornaemste Burgeren zich met hem bemoeiden. Zyn verhael dus ver gebragt hebbende loopt het zinnebeeldige genoegzaem ten einde, en 't overige van dit Geschrift behelst een verslag van 't voorgevallene tusschen hem en den Kerkenraed als mede van de Classis van Amsterdam; waer nevens gevoegd is, ene Nadere Opheldering van eenige zaaken en uitdrukkingen, in het eerst opgenoemde Geschrift voorkomende. Naer uitwyzen van dit Verhael heeft de Eerwaerde Kerkenraed geoordeeld, dat des Autheurs Geschrift onrechtzinnige Stellingen behelsde; en van hem gevorderd, dat hy dezelven met berouw en leedwezen zou verwerpen, en zyn Geschrift in zo verre herroepen. Zulks heeft aenleiding gegeven tot etlyke zo algemene als byzondere onderhandelingen; welken veelal niet vriendlyk afliepen, en waer in men elkander niet heeft kunnen vinden. De Eerwaerde Vergadering stond 'er op aen, dat hy alle de onrechtzinnigheden, die in zyn Boekje stonden, zou herroepen; hy eischte dat men ene nadere bepaling van die onrechtzinnigheid zou opgeven; en men weigerde zulks aen de andere zyde: men vorderde van hem in vier weken tyds een nadere verklaring; dan hy protesteerde tegen dien eisch; en dit had ten gevolge, dat hem de Praeses de Censure aenzei, waerop hy daertegen protesteerde, en betuigde te zullen appelleren op de Classis. Na verloop van weinig dagen stelde hy zulks ook in 't werk; en de Classis nam zyn Appel, en verdere bezwaren tegen den Eerwaerden Kerkenraed, aan; dan de uitslag hier van, na enige onderhandelingen, was hem geenzins gunstig; alzo hem, enige maenden later, de volgende Resolutie werd aengekondigd. ‘De Kerkeraad van Amsterdam buiten staande, zoo heeft de Classis de zaak van Frans Zwart ernstig overwoogen, en oordeelt, dat de Kerkenraad zeer voorzigtig is te werk gegaan, en billyke reden gehad heeft, om Frans Zwart wegens onrechtzinnigheid te censureeren, en berust ten vollen in het geene de Kerkenraad heeft gedaan.’ Na dit alles bleef hem nog over te appelleeren op de Synode, dat hy ook eerst in den zin had; doch hy zag 'er vervolgens af; en schreef slechts een Brief aen de kleine Vergadering, zynde zaeklyk van dezen inhoud. ‘Het geene my noodzaakt deeze Missive UE eerwaardens te zenden, is, dat ik de Rezolutie heb ontsangen, en daar uit verstaan, dat de E.W. Classis hebbe konnen goedkeuren de onrechtvaardige behandelinge van de E.W. Kerkenraad. Berust nu de E.W. Classis in dezelve; Ik beruste ten volle | |
[pagina 71]
| |
daar in, dat ik gerechtvaerdigt ben door eene onrechtmatige behandelinge, zoo van den Kerkenraad als van de Classis: en derhalven is myn versoek, dat de E.W. Kerkenraad van Frans Zwart afziet, en de moeite spaard, om verder opzigt over hem te houden: gelyk ik ook ten vollen afzie van U Eerwaardens, en van het Appel, het welk ik heb laaten aanteekenen. Het zy verder voor uwe reekening een Lidmaat te veroordeelen als een onrechtzinnige, zonder dat U Eerwaardens nog de Classis, daar van iets hebben konnen te borde brengen’. Dit is 't hoofdzaeklyke van 't voorgevallen, naer 't verhael van Frans Zwart; vermoedelyk zou het zich in een geheel ander licht vertoonen, wanneer men 't aen de andere zyde der moeite waerdig oordeelde om 'er naeuwkeurig bericht van te geven. |
|