| |
Papieren, rakende het gevoelen van den Eerw. Kleman over de Orde des Heils.
NAdemael dit gevoelen, 't welk inderdaed opmerkzaemheid verdient, zeer verschillend beoordeeld word, zo is het getal der Papieren, daer toe betreklyk, gestadig toegenomen. Dit heeft ons, na reeds van enige Geschriften afzonderlyk gewag gemaekt te hebben, doen besluiten, (ten einde het aental van Artykelen niet te sterk te vermenigvuldigen,) om, gelyk we in zodanige gevallen meermaels gedaen hebben, de voornaemsten, die ons tot nog ter hand gekomen zyn, onder een algemeen Artykel te betrekken.
Hier toe behooren, in de eerste plaetse, Bedenkingen over dit gevoelen, voorgesteld in eenige Brieven, door e.d.p. welken ingerigt zyn om dat gevoelen, als kon het zelve gevaerlyke gevolgen hebben, en als ware 't niet overeen te brengen met onze Formulieren van Eenigheid, te wederleggen. De afgifte van 't eerste Stukje dezer Bedenkingen is al voor enigen tyd in handen geweest, en wy hebben 't uitgesteld 'er melding van te doen, om dat wy staet maekten, dat dit Geschrift eerlang door een tweede of derde Stukje voltooid zou worden. Maer 'er zien thans reeds vier Stukjes het licht, en 'er werden nog vyf verwacht; des wy, in stede van 't verder uit te stellen, beter geoordeeld hebben, den Lezer, by deze gele- | |
| |
genheid, kortlyk voor te dragen, naer welken leiddraed de Schryver deze zyne Bedenkingen inricht. Hy stelt zich twee hoofdstukken afzonderlyk voor; eerst de Orde des Heils, en dan de Leer van de algemene aenbieding der genade op zich zelve. - Ten aenzien van het eerste, zegt hy, is zyn doelwit, (1.) het gevoelen van den Eerw. Kleman, wegens de Orde des heils, te beschouwen, zyne bedenkingen daer tegen op te geven, en 't Gereformeerde begrip daar tegen over te stellen. (2.) De gronden, waer op dat gevoelen gebouwd is, te overwegen. (3.) De bewyzen voor 't zelve te toetsen. (4.) De oplossing der tegenwerpingen na te gaen; en eindelyk (5.) te handeien over den invloed, welke die. Orde des heils heeft, - in de verkondiging van 't Euangelie - en de beftiering der menschen. - De vier eerstgemelde hoofdzaken zyn afgehandeld in de drie eerste Stukjes; met het vierde, maekt de Schryver een aenvang van 't vyfde Artykel, en deszelfs ontvouwing staet verder vervolgd te worden. - Na dit alles zal in overweging komen, de gelykheid of ongelykheid van 't Stelfel van den Eerw. Kleman, met het gevoelen van hun, die voorbereidingen tot de
bekeering stellen; wyders de algemene aenbieding van 't Euangelie; en daer op is 't oogmerk deze Bedenkingen te eindigen met een Slotbrief, behelzende enige bedenkingen over 2 Tim. I:13. - In deze Brieven, zo ver ze tot nog uitgegeven zyn, straelt ten duidelykste door een yverig Voorstander voor 't meest openbaer aengenomen gevoelen wegens de hier betwiste onderwerpen; en iemand, die 'er dermate mede ingenomen is, dat hy niet wel geschikt schyne, tot een bezadigd onderzoek. Met zulk eene geestgesteldheid is 't bezwaerlyk het gevoelen van dengenen, dien men zig ten Party stelt, in de vereischte juistheid voor te dragen; men beschouwt het met afkeer; en de oprechtste zelfs loopt daer door gevaer van 't gevoelen van Party in te sterken licht te plaetsen. 't Is ons voorgekomen, dat men dezen Schryver, (hoe eerwaerdig en van hoe veel verdienste hy ook anders zy, volgens 't geen ons in de Voorreden te kennen gegeven word,) deswegens niet wel kan vryspreken; en 't is den Lezer, die lust heeft om deze Bedenkingen na te gaen, te raden, dat hy zig niet verhaeste, maer telkens met het Geschrift van Kleman zelven raedplege, om te zien hoe zyn Eerwaerde zig in den Zamenhang uitdrukke. Zulks is genoegzaem altoos noodig in 't lezen van Twistschriften, maer bovenal, indien 'er een veroordeelende yver in bespeurd word; wil men anders over 't verschil onpartydig oordeelen.
Toen enigen dezer Brieven het licht zagen, kwamen wel dra te voorschyn, Aanmerkingen op de Bedenkingen in die Brieven, voorgefteld door g.s.o.d.p. Dan van deze Aanmerkingen mag men wel zeggen, dat ze in 't wezenlyke niets afdoen, en te algemeen zyn, om in dit geval nadere overweging te verdienen. - Met meer recht vordert zulks een ander Geschrift, dat ten tytel heeft: De Staat des Geschils tusschen E.D.P. en den Eerw. Kleman, door
| |
| |
Irenaeus Philadelphus voorgesteld. Het zelve toont al zeer duidelyk dat het geschil, tusschen Kleman en deszelfs Party, door den Briefschryver veeleer verduisterd dan opgehelderd is geworden; en dat Kleman in de hoofdzaken, welken de Briefschryver betwist, geheel anders denkt, dan hy bestreden word, ja dat, alles wel ingezien zynde, Kleman en de Briefschryver, in 't wezenlyke dier betwiste hoofdstellingen, eenstemmig zyn, schoon ze verschillen in de Leere van de Orde des Heils. Ter betere ontvouwing hier van, toont Ireuaeus onderscheidenlyk aen, waer in 't geschil tusschen die beiden niet, en waer in 't al beslaet, welk laetste, gelyk hy, vry overtuigend, doet zien, hier op unkomt. ‘Of 'er, naamlyk, eene Orde des Heils zy, uit welker voorstel de mensch kunne verstaan, welke de weg zij, in dien [of liever waar in, of in welken] hij zig te stellen heeft, om zekeren staat te kunnen maken, op de verkrijging van Gods geestelijk levendigmakende Genade, of 't geen het zelfde is, de bovennatuurlijke inwerking des geestelijken Levens’? Deeze vraeg beantwoord Kleman met Ja; en de Briefschryver erkent gene Orde des Heils, dan die buiten geschil is, met verwerpinge van zodanig ene Orde des Heils, als Kleman beweert plaets te hebben; welke de Briefschryver ook ‘volstrekt niet erkennen kan, behoudens zijn heerschend en in deszelfs Brieven overal doorstralend begrip van de Godlijke daad der schenking van het beginsel des geestelijken leevens’. By de lezing van dit Stukje mag men niet oneigen voegen een ander Blad, 't welk ten opschrifte heeft: De Orde des Heils in een ander oogpunt beschouwt, door c.p. Deze Schryver brengt het gevoelen van Kleman tot Stellingen, in welken het zelve in ene andere orde, en ten
deele met andere bewoordingen voorgedragen word; doch waer in het op zodanig ene wyze voorkomt, dat het echter in 't wezenlyke even het zelfde gevoelen zy. By 't meerendeel dier Artykelen, daer 't byzonder op aenkomt, heeft hy telkens onze Formulieren van Enigheid aengehaeld, ten einde een ieder gereeder gelegenheid te geven, om te zien, dat dezelven daer niet mede stryden. Zulk ene manier van voorstelling bevestigt het denkbeeld, dat de Briefschryver en Kleman veel minder verschillen, dan men uit de Bedenkingen zou opmaken; en 't ware, onzes oordeels, te wenschen, dat c.p, op ieder Artykel tevens de plaetsen uit Klemans Geschrift, daer toe behoorende, had aengewezen, wanneer een ieder, des begeerig, deze overeenkomst met weinig moeite zou hebben kunnen nagaen. Voorts kunnen wy niet nalaten hier nog te melden, dat de Schryver het gevoelen van den Eerwaerden Kleman, in zyn Voorbericht, als in 't wezen der zake hier op uitkomende, beknoptlyk aldus opgeeft. ‘Dat een mensch, die een goed gebruik maakt van de voorbereidende middelen der genade: door het woord des Euangeliums te horen en te onderzoeken: door de overtuigingen des Geestes in zijn gemoed niet te wederstaan: en door God in den gebede ernstig om genade aan te roepen, waar door
| |
| |
deszelfs natuurvermogens verbetert worden: dat zulk een mensch daarop gewis, uit vrije genade, van God ontfangt, door de krachtdadige en onwederstaanlijke werking des H. Geestes, het zaligmakend geloof, wedergeboorte &c.’. - Dit is die Orde des Heils, welke zyn Eerwaerde verdeedigt; en waeromtrent, of 'er zulk ene Orde al of niet plaets hebbe, zyn Eerwaerde, inzonderheid, met zyne Tegenstanders schynt te verschillen.
Op ene dergelyke wyze denkt' 'er ook een ander Schryver over, die zyne Vrymoedige en Onpartydige Gedachten over dit betwiste gevoelen door de Drukpers gemeen gemaekt heeft. Deze, verwonderd, over het tegenwoordige stilzwygen van velen, die voorheen genoeg te kennen gaven, dat zy het gevoelen van Kleman begunstigden, verklaert zich hier mede openlyk voor het zelve. Hy neemt wel niet op zich alle byzondere spreekwyzen van zyn Eerwaerden goed te noemen; daer zyn 'er, zegt hy, onder, (en wie struikelt niet in woorden!) die hy wel wenschte, dat zyn Eerwaerden niet ontvallen waren: dan wat het zaeklyke van 's Mans gevoelen betrest, aen deszelfs gegrondheid heeft hy geen de minste twyfel. En die verzekering beweegt hem ter verdeediginge van 't zelve. Ten dien einde tracht hy (1.) dit gevoelen op te helderen en te bewyzen; (2.) te toonen, dat het niet alleen volkomen overeenstemt met den Bybel, maer ook met de sterkste uitdrukkingen, omtrent den geestlyken doodstaet, die in onze Symbolische Boeken voorkomen; en ten laetste (3.) te doen zien, dat het zelve voor Leeraren en Toehoorderen zeer noodzaeklyk en nuttig is, om zich het heil, door Christus verworven, toe te passen. In dit Stukje word dit gevoelen, als des Schryvers eigen gedachten, in een kort bestek. duidelyk ontvouwd, verdeedigd en van alle onrechtzinnigheid vrygesproken; en de Schryver is, gelyk wy boven aenduidden, het met de voorigen eens, over den wezenlyken staet des geschils. Men leze deswegens zyne eigen woorden, daer hy zich indezervoege uitdrukt. ‘Indien men my nu vraagt, wat 'er tog nieuws of byzonders in dit gevoelen is, dat niet in 't algemeen geleerd wordt in onze Kerk? Ik antwoord dit alleen, en dat is by my een zeer gewigtig stuk, dat hem, die zig in den weg van plicht stelt, zoo veel 't als een redelyk schepsel door de krachten der natuur doenlyk is, en onder hoop op den Goddelyken bystand alle hinderpaesen van zyne bekeering zoekt weg te ruimen, en de
middelen om die te bevorderen te gebruiken, de Goddelyke genade niet ontbreeken zal, gelyk hy, die dit geheel en al verzuimt, geene schaduwe van verschooning hebben zal voor God, nademael hy zyne eigene Zaligheit veronachtzaemt, Heb. II:3. en zig des eeuwigen levens onwaerdig verklaert, Hand. XIII. 46.’
Benevens de bovengemelden is ons nog ter hand gekomen, Rapport aangaande de Verdeediging der Rechtzinnigheid van d. kleman. Op de Classis van 's Graavenhaage, den 6 Nov. 1775. ingebracht, door Visitatores Librorum, uitgegeven door Justus Aletho- | |
| |
philus Pacificus. De Visitatores Librorum Ordinarii geven in dit Rapport der Wel Eerwaerde Vergaderinge te kennen, dat zy, 's Mans ingeleverd Verdedigschrift, nopens zyne Verhandeling, over de Orde des Heils, met ene daer by gevoegde Voorreden, naeuwkeurig gelezen hebbende, het volgende desaengaende oordeelen te moeten melden.
(1.) | ‘Dat zy daar in, tot hun genoegen, veele duidelyke blyken vinden van des Schryvers aankleeving aan de gezonde Geloovsleere, overeenkomstig Gods H. Woord, in onze Formulieren van Eenig heid vastgesteld. |
(2.) | Dat zy, ofschoon zich met 's Mans gevoelen niet kunnende vereenigen, echter denken, dat Hy het zelve, door nadere verklaaring, van alle onrechtzinnigheid volkoomen gezuiverd hebbe. |
(3.) | Dat zy overzulks vertrouwen, dat voornoemde Geschrift en Voorreden zeer nuttig zullen zyn, tot wegneeming van den ergwaan by zommigen tegen onzen Classis Broeder opgevat. |
(4) | Dat zy daarom met schuldige eerbied aan deeze Wel Eerwaarde Vergadering in ernstige overweeging geeven, of eene spoedige uitgaaf van gemelde Stukken, niet behoorde aangepreesen, en quovis meliori modo (op de beste wyze) bevorderd te worden.’ |
Ieder dezer Artykelen word met kracht van reden ten ernstigste aengedrongen; en de Visitatores Librorum Ordinarii toonen wel inzonderheid in 't laetste Artykel, dat de billykheid ten sterkste ene spoedige uitgave vordert; schoon de Wel Eerwaerde Medebroeders, welken hun, ter visie van Klemans Verdeediging toegevoegd zyn, niet in alles met hun van het zelfde begrip zyn. Dezen naemlyk, erkennen, volgens dit Rapport, dat dezelve met bescheidenheid is opgesteld; ook schynen zy 'er geen onrechtzinnigheid bepaeldlyk in aengewezen, maer alleen geoordeeld te hebben, dat de Verdeediging niet volledig is, en dat alle bezwaren, tegen 's Mans rechtzinnigheid ingebracht, daer in nog niet ten volle zyn weggenomen. - Men verwacht dat het Rapport dier Heren ook eerstdaags het licht zal zien; wanneer men daar over bepaelder zal kunnen oordeelen.
Dit Rapport is, buiten kennis en toestemming der opgemelde Visitatores uitgegeven; waer toe de Uitgever bewogen is, om een ieder te spoediger te waerschuwen, tegen zo vele liefdelooze verdenkingen, waer onder de Eerw. Kleman door zommigen gebragt is. In 't Nabericht, waer in ons dit gemeld word, geeft ons de Uitgever te gelyk te kennen, dat de bovengemelde Visitatores zyn, de Wel Eerwaarde en zeer Geleerde Heren H.N. Schregardus en J. Heringa, respective Predikanten te Wateringen en 's Hage, als mede dat de laetste gehouden word voor den voornamen Opsteller van dit Rapport. Wyders bericht hy ons nog, dat men de Orde des Heils in een ander oogpunt beschouwd, door c.p., verschuldigd is, aen enen der Oudsten, der Eerwaerdigste en der Geleerdste Euangelie
| |
| |
Dienaren in ons Nederland. En even zo kunnen wy, (hier door tot dit slag van berichten geleid zynde,) op zeer goeden grond melden, dat de Vrymoedige en Onpartydige Gedachten insgelyks geschreven zyn, door een onzer geachtste Nederlandsche Leeraren, en wel, (zyn Eerwaerde neeme 't ons niet ten kwade, dat wy zynen naam noemen!) door den Wel Eerwaerden en Zeer Geleerden Heer Tako Sibelius Predikant te Gouda. Wy gebruiken te eerder deze vrymoedigheid, om dat wy in 't zekere onderricht zyn, hoe zyn Eerwaerde dit Geschrift, 't welk, afgedrukt zynde, den 5 December reeds aen de Visitatores Librorum nomine Classis Goudanae verzonden was, onder zyn eigen Naem uitgegeven zou hebben; zo niet enige belemmeringen daeromtrent ontstaen waren; over welken wy ons tegenwoordig niet wel kunnen uitlaten. |
|