| |
De verrezene Bucerus. Te Cleve by J.G. Baerstecher 1776. Behalven de Voorreden en den Inhoud, 243 bladz. in groot octavo.
BUcerus, die de Lutheranen en Zwinglianen, in de zestiende Eeuw, zocht te bevredigen, komt in de achttiende Eeuw, als 't ware, uit den grave, om de verschillen tusschen de hedendaegsche Zwinglianen en Calvinisten by te leggen. Dat is, met andere woorden gezegd, 'er komt een Schryver op, die een Vredeschrift aenbied, aen de thans in Nederland verdeelde Broederschap, ter zake van de Heilige Sacramenten, en voornaemlyk van derzelver ware deelgenooten. - Men stoote zich hier, met den aenvang, niet aen de Menschen-namen; ze zyn met een goed oogmerk gebruikt, om haetlyker of twyfelachtiger benamingen van Partyen te vermyden. Naer 't oordeel des Schryvers zyn ze, noch Zwinglianen, noch Calvinisten; maer hunne gevoelens zyn van die natuur, dat de ene party meer tot dat van Zwinglius, en de andere meer tot dat van Calvinus overhelt; 't welk hem, daer hy als Bemiddelaer zoekt te handelen, den naem van Bucerus heeft doen aennemen, zonder zich ook aen de gevoelens van Bucerus te bepalen. Keurt men echter deze benamingen af, men bediene zich dan van anderen, welke men geschikter oordeelt; ze doen niets tot het wezenlyke, en 't komt slechts op de manier van bemiddeling aen; zo men deze mogte goedkeuren heeft de Schryver zyn oogmerk bereikt; daer hy niets anders bedoelt, dan de Broeders minzaem te verenigen.
Ter bevorderinge hier van heeft hy dit Vredeschrift opgesteld, en wel in de volgende orde. I. Hy toont hoe weder- | |
| |
zydsche Partyen tot uitersten afgeweken, en voorlang vervallen zyn, in ene onmaet van tegenspreking, of overhelling aen de andere zyde. II. Hy doet zien wat 'er by Partyen nog overgebleven is; naemlyk dit. De Sakramenten zyn Sakramenten, dat is Heilige Tekens en Zegels: Christus is de betekende zaek; en men schynt wederzyds ene verplichting te stellen in de bevelen van christus en paulus, doet dat, verkondigt enz.; men spreekt aen beide zyden van moeten; maer twist over mogen; schoon 't zeker zy, dat hy die zedelyker wyze moet ook mag; waer tegen hy die niet mag ook niet moet. III. Hy ontwerpt voorts de Vredes-Artikelen, die hy overtuigelyk ter aenneminge poogt aen te dringen. En eindelyk IV. deelt hy zyne aenmerkingen mede over het belang van het zwevende geschil ter zake van de Sacramenten; na dat hy aenvanglyk getoond heeft, hoe zyne Vredes-Artikelen de rechte middelen zyn, om niet meer zo ver as te wyken van de oude Christenen, als men by de geschilvoerende broederschap reeds van hun geweken is.
Het gansche Geschrift is indiervoege opgesteld, dat wederzydsche Partyen, ten minste dezulken onder hen, die niet van de driftigsten zyn, het zelve zonder kwetzing kunnen lezen; en 't komt ons voor, dat men zich van de zodanigen nog al iets goeds mag belooven, indien zy vooral het eerste opgenoemde gedeelte, nopens de wederzydsche uitersten, ernstig gelieven te overwegen. Kwamen de strydende partyen eens tot een behoorlyk gezicht hier van, zy zouden ligtlyk zelven een middelweg vinden. Was men buitendien ter wederzyde niet gewoon aen eenige Systematische denkbeelden, met daer mede verknogte, of daer uit voortvloeiende spreekwyzen, 'er zou vermoedelyk minder moeite aen vast zyn, om Partyen te verenigen; daer 't in tegendeel, zo lang ieder op zyne denkbeelden en spreekwyzen gesteld blyft, naauwlyks te vermoeden is, dat zy elkander zullen verstaen. Onze Bemiddelaer slaet echter, naer de omstandigheden, geen ongeschikten weg in, daer hy tusschen beide de uitersten door tracht te loopen; en 't is te wenschen, dat zyn voorstei van Vrede enige nuttigheid moge hebben. Zie hier zyne Vredesartykelen; die wy te eer goedgevonden hebben te plaetsen, om dat misschien derzelver aenhaling vervolgens wel eens te stade zou kunnen komen.
‘I. De Broederen Zwingliaanen en Kalvinisten zullen voortaan gemeenschap leeren en belyden.
1. | Dat de Sakramenten eigenlyk en alleen Zegels zyn van de Godlyke Bond-bel often, bevattende het recht tot, en de
|
| |
| |
| toekomende bezitting van de goederen des Genade-verbonds, of des Eeuwigen'leevens, en des Nieuwen verbonds. |
2. | Dat zy van deze Beloften nooit kunnen of moeten afgezonderd worden, om niet krachteloos gemaakt te worden. |
3. | Dat zy, en die Beloften, even heilig zyn, en wel zo verre, dat eene Ontheiliging of schending, wanneer zy te verre gaat, of te lang duurt, niet alleen byzondere Persoonen, maar ook geheele Gemeinten zoude in lyden brengen, en gods tuchtroede opwekken, zo veel te meer om dat zyn geheele Verbond hier ontheiligd wordt. |
4. | Dat de verzegelde Beloften, van het Genade verbond, alle Voorwaardlyk zyn, aan welke Voorwaarde de waar-geloovige van harten wil, de schvn-geloovige niet: in tegendeel zyn de insgelyks verzegelde Beloften des Nieuwen verbonds zonder voorwaarde. |
5. | Dat zy alzo moeten toegediend worden aan allen, die onder geen Ergernissen, of kerklyke strafse leggen; en wel, om die Voorwaardlykheid, die in de Zegels, en in de Beloften van 't Genade-verbond beiden heerscht; en buiten welke de Schyn-geloovigen daar niet aan komen konden; ook om de eenvoudigheid van de Beloften des Nieuwen verbonds. |
6. | Dat deze ruime toediening ook geschiede met toelaatinge, en naar de intentie van god en christus zelven: alzo, dat de toelaating van Historie- en Tyd-geloovigen niet enkel Kerklyk, maar ook Godlyk zy. |
7. | Dat dezelve toediening, van de Beloften met haare Zegelen, zy een wezenlyk, ja wel het krachtigst, en uitlokkendste gedeelte van de uitwendige Roepinge door het Evangelie. |
8. | Dat van zulk eene regt Evangelische Roeping, door de verzegelde Beloften van het Genade- en Nieuw-verbond, gebruik te maaken, niemand tot zonde verstrekt; maar zelfs eene verpligting is voor allen, die door geen Godlyke of Kerklyke wet zyn uitgesloten: spruitende de zonde hier alleen uit de verkeerde gebruikmaakinge. |
9. | Dat die onwaardige gebruikmaaking, ja, in het Avondmaal, de schuldigmaaking aan het Lichaam en Bloed des heeren, zo als paulus spreekt, niet alleen by de Schyngeloovigen, maar ook zelfs by de Waar-geloovigen kan plaats hebben. |
10. | Dat al het bovenstaande niet weg en neemt of vermindert de byzondre betrekking der Waar-geloovigen op de Sakramenten; bestaande in een volkomen Recht door christus, om deze Zegeltekenen voor zich, en voor haar zaad den Doop,
|
| |
| |
| te eisschen, en te genieten, als haare eigene goederen, of groote en onverliesbaare Voorrechten. |
11. | Dat evenwel door dit Eigendoms-recht der waare Geloovigen, de anderen niet worden uitgesloten van het uitwendig gebruik derzelver. |
12. | Dat in tegendeel eene gegeevene Ergernis, door eenen Waar-geloovigen, zelfs eene schorting maakt in de Gebruikmaakinge van zyn reeds verkregen Recht; het zy met, het zy zonder de Kerklyke straffe. |
13. | Dat de Schyn geloovigen ondertusschen nooit meer ontvangen, dan de Tekens, en eene uiterlyke bevestiging van de Waarheid der Beloften op haar zelven, en in derzelver Historisch geloove; zo lang zy geen Waare Geloovigen worden. |
14. | Dat daar en tegen wederom de laatstgenoemden ook genieten de betekende zaak, of eene verborgene Gemeinschap met dezelve: wat meer is, een direkt waarteken of onderpand van den H.J.C. dat hy voor hun gekruist en gestorven zy; of een Waarteken van hun daadlyk Eigendom aan zyne offerhande, lydens en verdiensten; nog eens, een voorteken van het Eeuwig leeven, of Zegel van de Beloften daar van liggende. |
| Alles tot voedinge en versterkinge haares reeds begonnen en geestlyken Leevens. |
15. | Dat de verborgene Gemeinschap met christus, voornamelyk in het H. Avondmaal, of de zo genoemde Sakramenteele vereeniging alleen geschiedt, door het waare Geloove; indien het maar eenigzins leevende en werkzaam is. |
16. | Dat ook de Sakramenten alleen verordineerd zyn om der oprecht-Geloovigen wille: zullende de heere zich anders niet bemoeidt hebben, om zulke Zegels aan zyne Beloften vast te maaken, maar die wel gelaaten onverzegeld. |
17. | Dat de Sakramenten egter ook geschikt zyn, ter werkinge van de eerste beginselen des Geestlyken leevens: edog alleen uit hoofde van de voorengenoemde onafscheidbaarheid van de Beloften des Evangelies, en haare betrekking op de uitwendige Evangelie-Roeping: maar niemand is of wordt krachtdaadig en inwendig geroepen door de Sakramenten alleen. Zy, die op eene lieflyke of Evangelische wyze getrokken worden, kan men zeggen, dat getrokken werden door de verzegelde Beloften; of, dat het zelfde is, door de Beloften en de Sakramenten te zamen. |
18. | Dat een waare Geloovige zich zelven in het Avondmaal aan, den heere verbinde, voor het eerste of by ver- |
| |
| |
| nieuwinge; of dat hy aldaar eene Verbonds-maaking doe wel degelyk: indien hy anders maar des heeren Bondbeloften aldaar maar vertrouwlyk omhelst, of zich die geloovig toeëigent. |
19. | Dat het Zelfs-onderzoek voor het Avondmaal, door paulus gevorderd, voornamelyk diene, om onwaardigheid dat is ongeschiktheid in het gebruik, of, om ontheiliging te vermyden: en bestaa in nauwkeurige overweeginge wat 'er te doen is, en tot wat einde, ingevolge de instellinge van christus, en de nadere verklaaringe daarvan door den Apostel. |
20. | Dat het evenwel te gelyk van uitneemend belang en nuttigheid zy, zich te beproeven in wat staat men gaan zal tot des heeren Tafel: te weeten of als reeds zynde begenadigd, of nog niet. |
21. | Dat alle Avondmaal-gangers waarlyk christus Dood verkondigen; maar de Heil-geloovigen alleen Godebebaaglyk. |
22. | Dat men aldaar, zo wel als in zynen Doop, een Waarteken geeft, en openbaar bewys van zyne Kerkgenootschap en de Belydenis, waar aan men zich houdt. |
23. | Dat recht-werkzaame Geloovigen, en vooral die recht vrymoedig zyn, hier aan den kenner haarer harten teevens een Waarteken geeven van haar Geloove, en aankleevinge aan zyn Verbond. |
24. | Dat de Sakramenten eindlyk zeer verpligtende zyn voor den waar-Geloovigen, om by den heere te blyven - voor de anderen, om het ook te leeren zoeken, en de wereld te verlaaten, om niet met de wereld veroordeeld te worden; wanneer anders ieder genoten Sakrament, zo wel als iedere Belofte, vermaaning of waarschouwing aan hun gedaan, tegen hun getuigen, en haar oordeel verzwaaren zoude. |
II. Men zal by dit alles bekennen, en wederzyds voor vast houden, dat onze Formulieren van Eenigheid, en ook van Liturgie, of die tot de bedieninge der Sakramenten behooren, alleen spreeken uit den mond van, en tot Heilgeloovigen: anders gezegd, dat ze dezulken alleen aanspreeken, en spreekende invoeren.
III. Men zal zich in allen opzichte voortaan Broederlyk gedraagen en verdraagen tegen malkanderen; zonderling ook in al dat geene, dat hier nog niet genoeg bestemd en bepaald geworden zy.’ |
|