Utrechts zang-prieeltjen
(1649)–Anoniem Utrechts zang-prieeltjen– AuteursrechtvrijStemme: Herderinne.
H A Belinde,
Segh waarom rooft ghy my (Goddin) de vryheyt?
Most ick vinde,
Mijn af-ghedwaelde Vee, om weder te zijn quijt,
| |
[pagina 228]
| |
Mijn hert en ziel.
Soo drae u lonckjes viel,
Wiens tintel-lichte,
Kon in my stichte,
Dat ick most swichten,
(Een soet en felle brandt,)
Wiens brandt:, : :, : mijn heel ontmant.
2 Herderinne,
Roem-waerde Maeght en Puyck van Lingnon.
Die de sinne,
Betoovert van die geen die op geen Min en dacht:
Want doen mijn oogh,
Op uwe schoonheyt vloogh,
Staelt ghy mijn sinne,
Dat ick most Minne,
O Herderinne,
V schoonheyt brave deught,
De deught:, : :, : uws Lentens jeught.
3 Brave woorden,
(verciert met redens-reen die mijn Bellinde gaf,)
| |
[pagina 229]
| |
Als hy hoorden,
Wat oorsaeck dat mijn joegh van mijne kudde af,
Met wat gelaet,
En reden-rijcke praet,
Verzelt met zeden,
Wiens goude reden,
Aen mijn besteden,
Een brandt die niemandt les,
Niet les :, ::, : dan ghy Vooghdes.
Lust baert wijsheyt. |
|