Utrechts zang-prieeltjen
(1649)–Anoniem Utrechts zang-prieeltjen– Auteursrechtvrij
[pagina 224]
| |
Stemme: Ceste cruelle.
M Yn Beesjens om haer Herder, uyt mee-dogen,
Gaen treurigh grasen door de groene Wey,
De Boomtjens zijn met mijn bewoghen,
En d'Echo bootst my nae, een droef geschrey:
Ia self de steenen,
Schijnen (hoe verhart)
Met my te weenen,
Om my groote smart,
Daer me Lerind my tart.
2 En sal dit al o straffe Herderinne,
V keysele boesem kneden nimmermeer?
Ick die u draegh gestage Minne,
En sal ick niet, genieten eens de eer,
Dat ick mach roemen,
V Dienaer te zijn,
Ey schoone Bloeme
| |
[pagina 225]
| |
Koom verlicht mijn pijn,
En zijt mijn Medecijn.
3 Soo sal u den Hemel weder loonen,
En seeg'nen u Wolligh-rijcke Vee,
De Maegden sullen u met kransjens kroonen,
Gehecht heel cierlijck op mijn gebee,
Laet u beweghen,
Lieve Herders Kindt,
En zijt genegen,
Die u heeft gesindt,
En als sijn schat bemint.
Een de Eer. |
|