Utrechts zang-prieeltjen
(1649)–Anoniem Utrechts zang-prieeltjen– Auteursrechtvrij
Stemme:
| |
[pagina 287]
| |
Soo veer an geen groen Hey:
De Lants-Heer doet hem Ghevangen, geboeyt
Op een hoghen Toren leyen.
2 De Ruyter heefter seer luyde gesonghen,
Ick heb soo menigh stout Ruyter ghedwonghen:
En nou sit ick hier ghevanghen;
De landts-Heer heeft ghesworen mijn doodt,
Dat hy my sel doen op hanghen.
3 De Landes-Heers Dochter, noch jonck van daghen,
Sy hoorde de Ruyter so droevelijck klagen,
En sy gingh onder de Muuren:
Stout Ruytertje dat jy sterven moet,
Och! dat doet mijn jonck Hart treuren.
4 Mooy Meysje kon jyder behouden mijn leven,
Wat jy begeerde soud' ick jou geven,
En ick sou jou met mijn leyden,
En voeren jou op mijn Vadertjes Slot,
Daer ick noyt van jou sou scheyden.
5 Stout Ruyter, jou bidden is al verloren,
Mijn Vader die heeft jou doodt gesworen,
| |
[pagina 288]
| |
Maer wilje mijn Soete-lief trouwen,
Ick hebje stout Ruyter so seer bemint,
Datje selt jou lijf behouwen.
6 Sy liet haer Vadertjes Wachter ontbieden,
En liet haer Vadertjes komst verspieden,
En sy liet de Ruyter ontbinden:
Die sadelde daer een Appel-grau Ros,
En Reet heen, met zijn Beminde.
|
|