De vermakelijke lotgevallen van Tijl Uilenspiegel
(1972)–Anoniem Ulenspieghel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 229]
| |
Letterkundige opgave. | |
[pagina 231]
| |
Letterkundige opgave.
| |
[pagina 232]
| |
wel schijnen de geleerde franciscaner monnik, Thomas Murner geweest te zijnGa naar voetnoot1), welke meer snakerige vertellingen heeft geschreven. Ziehier de woorden van Jacobus Thomasius op dit onderwerp: ‘den Eulenspiegel dicitur promulgasse Thomas Murner, utriusque juris et theologias doctor, is qui contra Lutherum scripsit, quique emisit in lucem ejusdem farinae libros, die Narrenbeschwerung, die Schelmen zunft etc. Flögel zegt ons, dat men geene oude uitgaven van Uilenspiegel in het Neder-duitsch meer vindt. Daar het eene volksuitgave was, is het denkelijk, dat de handen der kinderen dezelve spoedig zullen hebben vernield. In het dagboek der reis van Albert Durer (1520) toen hij de Nederlanden bezocht, vindt men deze aanteekening: ‘ik heb drie stuivers (sols) uitgegeven voor twee horens van buffels en ééne stuiver (sol) voor twee Uilenspiegels.’ Van MurrGa naar voetnoot2) meent, dat men daardoor moet verstaan, twee gedrukte Uilenspiegels, maar dat het niet denkelijk was, dat het twee koperplaten van Lucas van Leyden zijn zouden, welke hoogst zeldzaam zijn. Ik zoude, voor mij, eerder denken, dat het twee van die grove prenten waren, welke tegenwoordig zoo gemeen zijn in Vlaanderen; de voornaamste trekken uit het leven van Uilenspiegel voor- | |
[pagina 233]
| |
stellende en die tot eenen zeer hoogen ouderdom opklimmen. Ik wil u kortelijk doen kennen de meeste drukken van het leven van Tijl Uilenspiegel, die men in de verschillende talen heeft uitgegeven. In Scheller's Bücherkunde des Sachsisch-niederdeutschen Sprache, Braunschweig, 1826, in 8o, p. 123 en 128 vindt men de inleiding tot een leven van Uilenspiegel, gedrukt te Augsburg, in 1540 en waarvan de voorrede in 1483 geschreven werd. Ziedaar den titel er van. Eyn wunderbarliche und zeltzame History von Dyll Ulnspiegel, bürtig aus den Lande Braunschweig, newlich auss sachsischer Sprach auff gut Teutsch verdolmetschet, fig. in 4o. EbertGa naar voetnoot1) haalt ook deze uitgave aan, en denkt, dat die van Straatsburg, 1591, hieronder vermeld, eene nageziene vertaling van Thomas Murner bevat. De duitsche volksuitgaven, hebben gene aanwijzing van jaartal en houden een ongelijk getal voorvallen in; dan eens 92 dan weder 98; de uitgebreidste hebben er 102. Wij moeten nog melding maken van de uitgave van Frankfort 1571 en van Dresde, 1736 in 8o. Het boek van Uilenspiegel was reeds in de 16de eeuw in Belgiën bekend, want eene uitgave bij Jan van Geelen te Antwerpen gedrukt, is verboden in de appendix indicis libr. prohib., Antv., 1579 uitgegeven op order van Philip- | |
[pagina 234]
| |
pus II en van den hertog van Alba. Daarna zijn er eene menigte drukken van gemaakt, waarin, naar de eeuw, vele geschiedenissen zijn ingelascht, die dik wijls in het gebeel den stempel niet dragen van het tijdvak, waarin de held leefde. Voor 1571 moet er eene hollandsche overzetting van Uilenspiegel bestaan hebben; want toen reeds was er eene fransche uitgave, welke men zeide uit het hollandsch te zijn overgezet, maar het is mogelijk, dat men zich van dit laatste woord heeft bediend, om de vlaamsche taal uit te drukken; de Franschen verwarren dikwijls deze twee talen met elkander. Jacob van der Hoeven, gaf te Rotterdam in 1612 een leven van Uilenspiegel uit, onder den titel: Historie van Thijl Wlenspiegel, van sijn schalcke Boeverijen, die hij bedreren heeft, seer ghenoechlijc met schoone figuren. Zij houdt maar 50 voorvallen in, maar bevat een vervolg: ‘van den twedden Wlenspiegel moet ic een weijnich laten hooren, te weten van Cornelis W. dieveel wonderlijcke ende veel leelijke stoute feijten bedreven heeft, etc.’ Nog eene goede uitgave van de lotgevallen van Uilenspiegel, en door het woord goed versta ik alle diegene, welke nietopgevuld zijn met eene menigte verzonnen historietjes, zigtbaar bijgevoegd om het boek dikker te maken, is in 1637 gedrukt: ‘wonderbaerlijke ende seltsame historie van Thijl Ulenspiegel, van zijne schalcke, listighe potsen ends boeverijen, gedruckt bij broer Jansz. De schrijver verhaalt, dat zijn held in 1301 gestorven is. Ik geloof dat het onnoodig is te zeggen, dat er in Vlaan- | |
[pagina 235]
| |
deren eene volksuitgave met slechte houtsneden bestaat; te Gend, bij van Paemel gedrukt, die de menschen op het land vermaakt. De Franschen hebben een groot aantal uitgaven van de lotgevallen van Uilenspiegel; de oudste is die, welke voor titel heeft: ‘Les Aventures Joyeuses et faits merveilleux de Tiel Ulespiegel, ensemble les grandes fortunes à lui avenues en diverses régions, lequel par falace ne se laissoit aucunement tromper: Le tout traduit de l'allemand en françoys. Livre fort récréatif pour reveiller les bons espritz. Lyon, par Jean Sangrain, 1559, in 16o de 109 pages.’ Eene andere, zonder dagteekening in 16o van 170 pagina's te Orleans gedrukt, door Eloy Gibier, is aangekondigd als: ‘nouvellement reveue et traduite du flameng en françoys.’ Nieuw herzien en overgezel van het vlaamsch in het fransch; het zelfde zegt men in de uitgave van Antwerpen in 8o van het jaar 1579. Voor het overige kan men op dit onderwerp Brunet nazien, die nog vier of vijf andere uitgaven opgeeft. Van den bundel van de meest beroemde spreek woorden in het licht gegeven door Jacob Lagniet, (Illustres proverbes, mis en lumière par Jacques Lagniet. Paris 1657-63, in 4o fig.) houdt het vierde boek het leven van Uilenspiegel in, bestaande uit 56 stukken. De nieuwe latijnsche taal heeft twee dichters, die zich van de lotgevallen van onzen gelukzoeker hebben meester gemaakt, en dezelve behandeld, één in jambische verzen, de ander in lierdichten. De eerste is Jan Nemius, van welken | |
[pagina 236]
| |
eene uitgave bestaat in 8o van het jaar 1358 en eene van 1563, beschreven door Freytag, in zijn Apparatus Litterarius, t. 2, p. 1017. Hij gelooft, dat dit boek in Amsterdam is gedrukt, maar naar een vignet aan het einde van het werk geplaatst, waarop een gevleugeld hert is afgebeeld, meent GesnerGa naar voetnoot1) dat deze uitgaaf te Keulen door Eucharius Cervicornus is gedrukt.
Georges Corvicus drukte in 1567 den Uilenspiegel van Agide Periandre, waarvan de ware naam Gilles Omma is, zoo als men weet. Zie hier den titel er van: ‘Noctuoe Speculum. Omnes res memorabiles, variasque et admirabiles, Tyli Saxonici machinationes complectens, adjectis insuper elegantissimis iconibus veras omnium historiarum species ad vivum adumbrantibus, antehac nunquam visis aut editis. Authore Agidio Periandro, Bruxellensi Brabantino. Francof, ad Moen, in 8o.’ Dit werkje bevat, in 210 pagina's 192 geschiedenissen of kapittels, en 103 aardige houtsneplaatjes, door Jobst Ammon. Zij zijn op eene ruwe wijze nagebootst in de duitsche volksuitgaven. In de opdragt zegt Periander ons, dat hij slechts zes weken op dit werk besteed heeft, dat hij toen maar 22 jaren oud was en zich niet langer dan drie jaren met de dichtkunst bezig hield. Wat den stijl betreft, is Periander beneden Nemius, want | |
[pagina 237]
| |
hij is dikwijls zeer woordenrijk en duister; even wel zijn er eenige aangename en vloeijende plaatsen in.
Percy, in zijne Relics of ancient english poetry, zegt dat de oude engelsche dramatische schrijvers, dikwijls melding maken van een boek over Uilenspiegel, dat tot titel heeft: A merry Jest of a man that was called Howleglas. Het is eene overzetting van eenen Vlaming. In de voorrede geeft men op, dat Uilenspiegel in 1540 stierf, en op het einde van het boek, spreekt men van 1350 als den tijd van zijnen dood. Deze engelsche overzetting was zeer opmerkelijk; wij zullen er later een uittreksel van geven, overgenomen uit Percy, waar men de aanwijzing der bronnen vinden zalGa naar voetnoot1). Men kan niet verzekeren, dat er eene italiaansche vertaling van het leven van Uilenspiegel bestaat, maar men moet uit de woorden van den geleerden de Crescimbini opmaken, dat hij bij de Italianen bekend is. ‘Maro de loro Romanzi (Dé Francesi) ne rimangano alcuni tuttavia in essere per le librerie famose d'Italia, ed oltre alla Tavola ritonda, ed a quel di Turpino. Di molti fanno menzione il Ducange, l'Uezio et prima de loro Fanchet, come di quei di Garilla, di Sangreale, di Til Ulespieghe, etc., che possono anche essi aver servito a nostri ItalianiGa naar voetnoot1).’ | |
[pagina 238]
| |
Even als alle werken, die eenen grooten opgang hebben gemaakt, diende het leven van Uilenspiegel dikwijls tot voorbeeld en navolging. Flögel geeft de volgenden op: Der Jungere Eulenspiegel oder der schlecht erzogne mensch, 1765, in 8o. Dit boek met fraaije platen versierd, is de geschiedenis van een slechthoofd, naar de natuur genomen; men ziet er veel talent in, en veel grappigs uit het dagelijksche leven getrokken. Der Roomsche Uylenspiegel ofte-lusthof der Catholycken. Amsterdam, 1716 in 8o. Dit is het werk van Jacob Lydius. Leben und Meinungen des Til Eulenspiegel, 1779, met afbeeldingen. Eene volksroman in twee deelen; het eerste van 206, het andere van 204 pagina's. De schrijver is Hertzberg, schatmeester en opzigter der gebouwen te Breslau.
Lucas van Leyden, bij welken Albert Durer in 1521 te Antwerpen een bezoek ging afleggen, stelde in dat zelfde jaar een' koperdruk te zamen, die thans zeer zeldzaam is, en die men gemeenlijk den Schalk of Uilenspiegel noemt. Dezelve heeft 6 duimen 4 strepen hoogte en 5 duimen 2 strepen breedte. Van dezelve zijn slechts 5 of 6 afdrukken meer bekend; de prijs van dezelve is dan ook zeer hoog. Deze beroemde prent stelt eenen man voor, op den weg, den doedelzak bespelende. Hij draagt twee kinderen in eene | |
[pagina 239]
| |
mand op den rug en een derde ziet men op den rug eener vrouw, die naast hem gaat en die eenen ezel geleidt met twee manden beladen, waarin zich drie kinderen bevinden. Het gezin wordt ook vooruitgegaan door Uilenspiegel, in de gedaante van eenen kleinen jongen, die eene uil op den schouder heeft zitten en eene kruik en eenen stok in de hand draagt. Een hond gaat voor hem uit. Op de beredeneerde cathalogus van het kabinet van wijlen den heer Marietti door Basan, graveur te Parijs, 1775, pagina 315 is opgegeven: ‘La pièce rarissime de l'Espiègle avec deux copies, dont l'une fut faite par Hondius en 1644; où il est écrit au bas en hollandais, que le prix de l'original était alors de 50 ducatons.’ Zie daar de hollandsche woorden die Basan niet opgeeft: Dees eerste vorm is wech, men vinter geen voor ons Onder de prent leest men: Lucas Leydanus inv. De tweede copij is van eenen onbekenden graveur, maar even goed in het koper gesneden. Von Murr zegt beiden in 1756 gezien te hebben in de verzameling van doctor Parsons te Londen. De twee hadden hem zes guinies gekost. Volgens de verzekering van den majoor Humbert in zijne Abrégé Historique de l'origine de la Gravure, p. 29, heeft de zweedsche gezant in den Haag de heer Spiring het oorspronkelijke betaald met twee honderd kroonen. | |
[pagina 240]
| |
In de Saxonia Vetus van Schneider, p. 188 ziet men dat Knauth uit Holland een'zeer zonderlingen druk van het portret van Uilenspiegel medebragt, met dit opschrift: Vera effigies Thyly Ulenspiegel. Flögel heeft er eene copij van gegeven in zijne Geschichte der Hofnarren, uit welk geleerd werk wij rijkelijk hebben geput. Te Breslau is eene buste van Uilenspiegel door F. Felder. Hij is afgebeeld, in zijne hand eene stompe naald houdende en lagchende. Dit portret werd door de zorg van M. Hertzberg gegraveerd, die het tweede gedeelte van zijn boek er mede versierde, waarvan wij reeds melding hebben gemaakt.
De grafsteen, die zich bij den toren van de kerk te Damme bevond, en welke dezen zeggen dat van Tijl Uilenspiegel is, genen die van den dichter Van Maerlant, trok nog in de 17de eeuw eene groote menigte bezoekers, die de eerste van deze twee gevoelens aanhingen. De toeloop was zoo groot, dat Jean Baptiste van Belle, in het jaar 1586, doctor in de regten, eerste raadsheer en griffier van de stad Brugge, door Laurent Doppens, die in deze stad in de straat Philips-Stock woonde, een geschrift liet drukken om de dwaling van het algemeen te bewijzen. Door zijnen drift medegesleept, zegt hij: ‘dat men ter kwader trouw heeft verondersteld dat deze steen het graf van Uilenspiegel dekte, die om het boek dat hij schreef (!) verdiende onder den galg begraven te zijn, welk boek men in gemoede verpligt was te verbranden.’ Men ziet dat onze | |
[pagina 241]
| |
secretaris der stad Brugge niet sterk was in de geschiedenis der letterkunde. Daar de nieuwsgierigen niettegenstaande deze uitgave niet nalieten de grafsteen van Uilenspiegel te bezoeken, deed de pastoor van Damme dezelve eenige jaren daarna omkeeren, om op die wijze aan dien toeloop een einde te maken. In de vierde aflevering van het tweede deel van het Belgisch Museum heeft de kundige M. Willems, op een artikel over Jacob van Maerlant wijdloopige bijzonderheden over deze zaak gegeven, naar verschillende mededeelingen, die hem gedaan zijn. Men ziet er ook de zeer getrouwe en zeer goed uitgevoerde afbeelding in van den balk in het stadhuis te Damme, waarop de griffier en dichter Van Maerlant is afgebeeld, zittende voor zijnen lessenaar en bezig met schrijven.
Eenige van de ophelderingen die in het Belgisch Museum zijn, kan men lezen in een bijvoegsel op de Flandria Illustrata van Sanderus, uitgaaf van 's Gravenhage, 1735. 3 deelen in-fol. p. 206 van het tweede deel. |
|