De vermakelijke lotgevallen van Tijl Uilenspiegel
(1972)–Anoniem Ulenspieghel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 111]
| |
Zoodra hij aangekomen was, liet hij het gerucht alom verspreiden, dat hij van een verafgelegen hof kwam en uitgeleerd was in grappen van allerlei aard. De koningen verveelden zich dikwijls in die dagen, en Casimir die zich en de heeren van zijn hof wenschte te vermaken, liet Uilenspiegel komen, waarvan hij vele snakerige gezegden had hooren verhalen. ‘Gij moet in bekwaamheid met mijnen hofnar strijden,’ zeide de koning, ‘en indien een van u iets kluchtigs doet, dat de andere niet doen kan, zal ik hem een nieuw kleed en twintig dukaten laten geven.’ De belooning was zeer uitlokkend en de twee snaken spreiddenal hunne bekwaamheid ten toon, onder het hartelijke gelach der toeschouwers; maar bij ongeluk werd Uilenspiegel, welke kluchten hij ook verzon, in woorden of gebaren wel niet overwonnen, maar toch volkomen door den hofnar geëvenaard, die een potsenmaker van den eersten rang was. ‘Een nieuw pak en twintig dukaten,’ zeide | |
[pagina 112]
| |
hij gedurig, ‘zulk eene goede gelegenheid moet ik niet laten ontsnappen.’ In eens kreeg hij eenen goeden inval, ging even naar buiten, en kwam spoedig terug, in zijneregterhand eenen grooten toegedekten pot dragende, gevuld met paardenmist en in de andere hand eenen lepel. - ‘Eet de helft van hetgeen ik daar in gedaan heb,’ zeide hij tot zijnen | |
[pagina 113]
| |
tegenstander, ‘dan zal ik naderhand de helft opeten van hetgeen gij er in zult doen.’ De nar des konings van Polen had naauwelijks den pot half opgeligt of de stinkende lucht deed hem achteruitgaan, zoo zeer walgde hij er van: - ‘ik wil veel liever verliezen,’ zeide hij. Op die wijze kreeg Uilenspiegel de dukaten en het kleed. |
|