Uitgelezen 5. Reakties op Boeken
(1981)– [tijdschrift] Uitgelezen. Reakties op Boeken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |
De crisisjaren voor de oorlog.Het werk van Henk van Randwijk is niet los te denken van de tijd waarin hij leefde: de crisisjaren, de oorlog en de jaren daarna, waarin gezocht werd naar een nieuwe gemeenschap. De literatuur was voor hem geen doel in zichzelf maar middel. Een middel tot protest of oproep. Dit artikel zal dan ook een ander karakter hebben dan de meeste stukken in Uitgelezen. Naast het boek op zichzelf spelen de schrijver en zijn tijd een rol. H.M. van Randwijk werd in 1909 in Gorinchem geboren en overleed in 1966 in Ilpendam. Hij werd opgeleid voor het onderwijs en werd onderwijzer aan de christelijke school in Werkendam. Het was voor kritische en bezielde jongeren geen eenvoudige tijd. De werkloosheid nam steeds verontrustender vormen aan, maar in de politiek werd meer waarde gehecht aan de harde gulden dan aan de mens en in de theologie ging het meer om intellectualistisch vraag- en antwoordenspel, dan om liefde, solidariteit of verontrusting. Bovendien waren er uiterst benauwende burgerlijke en zedelijke normen. Van Randwijk zegt daar zelf van in een interview in 1965 (De kogel door de kerk. Interviews met gewezen gereformeerden. Bert Bakker. Daamen Den Haag): ‘Toendertijd? Hun theologie die verzandde in cerebraliteit, positivisme, rationalisme, in die wijbegeerte van de wetsidee (zo heette dat gevalletje meen ik me te herinneren), hun zelfverzekerdheid, het opdelen van de wereld via die z.g. antithese, hun eeuwig gezanik over theologische vraagstukken waarvan beide partijen geen flikker | |
[pagina 102]
| |
afwisten, de kinderachtige figuur van Colijn (en konsorten), die vereerd werden als profeten en soms als halfgoden.’ p. 98. Op de vraag: ‘Was het optreden van Colijn in de crisisjaren volgens u tekenend voor een gereformeerde mentaliteit?’, antwoordt hij: ‘Ze zijn zo dom geweest zich er wel mee te vereenzelvigen. Colijn is de pest geweest voor het gereformeerde maatschappelijk denken. Zijn invloed komt ten dele voort uit die merkwaardige en vervelende overschatting van, wat gereformeerden gezagsdragers noemen. Jesaja had gesproken, Jeremia heeft gesproken en nu spraken Colijn en zelfs Duymaer van Twist. Het was een vreselijk gefrustreerde tijd, waarop, naar mijn inzicht, de gereformeerden met veel schaamte moeten terugzien’, p. 103. Scherpe woorden. Het zou interessant zijn te weten hoe hij nu zou reageren op de werkloosheid van vandaag en op de totaal andere instelling van de kerk. Nog een kernachtige uitspraak: ‘Toen heb ik anderhalfjaar in Werkendam gewoond en wat je daar meemaakte op kerkelijk en religieus terrein is platweg met geen pen te beschrijven. Christelijk gecamoufleerd heidendom, bijgeloof, witchcraft, sorcery.’ ‘Sociale toestanden die hemeltergend waren en schandelijke machtusurpaties van lieden die in kerk en maatschappij en in economisch leven vrijwel alle macht in handen hadden. Een boeiend milieu voor een romanschrijver, maargeestelijk niet om uit te houden. Misschien ben ik er wel uit weg gevlucht...’ p. 98. De toen in ons land bekend wordende theologie van Karl Barth heeft voor Van Randwijk bevrijdende betekenis gehad. Hij ‘vluchtte’ met hulp van Dr. Buskes naar Amsterdam en ging daar op een school in de Jordaan werken. Via ‘Hersteld Verband’ werd hij lid van de Ned. Herv. Kerk. Dat wil niet zeggen dat hij zich nu als een trouw en stil lidmaat voegde. In genoemd interview zegt hij b.v.: ‘Als de hervormde kerk zich “verontrust” toont, wees dan op je hoede.’ p. 103, en: ‘Ze willen altijd kool en geit sparen, o.a. vanwege het huichelachtige begrip ‘volkskerk’ te willen zijn. Men kan nu eenmaal moeilijk tegelijk ‘volks’ en ‘profetisch’ zijn. p. 95. Doch hij verzette zich ook tegen een te gemakkelijke kritiek op kerk en kerkmensen: ‘Ik vind het een typisch staaltje van niet-kerkelijke eigengereidheid om mensen, die niet elke dwaasheid of viezigheid willen meemaken, kultureel onontwikkeld te noemen. Maar de kerk heeft zoveel eigengereide kritiek op niet-kerkelijken, dat ze, laten we maar zeggen quitte zijn.’ p. 105. Opvallende uitspraken die aantonen dat Van Randwijk niet schipperde waar en hoe dan ook. Ook tonen ze aan dat hij nergens ‘thuis’ zou zijn.
Toen hij vanuit de enge kring van Gorcum en Werkendam in Amsterdam kwam, werd zijn arbeidsterrein veel groter. Naast zijn werk op school deed hij zoveel sociaal werk dat hij al gauw een bekende en stimulerende persoonlijkheid werd. Toen brak de oorlog uit en Van Randwijk werd een der illegale werkers van het eerste uur. Twee maal zat hij gevangen en kwam op wonderbaarlijke wijze weer vrij. Ook zijn vrouw kwam in de gevangenis terecht. Toen werd het hele land zijn werkterrein en werkte hij onder de naam Sjoerd van Vliet. In de illegale pers schreef hij veel bezielende artikelen met een heldere visie op een nieuwe maatschappij na de oorlog. Toen deze dan ook voorbij was, zette hij zich meteen met een bruisend, ruig idealisme in. De wereld werd zijn werkterrein. Hij stichtte een uitgeverij Djambattan- De Brug, die boeken uitgaf voor de landen van de Derde Wereld. Met de nieuwe Indonesische leiders was hij al jaren door een sterke vriendschap verbonden. Ook nu was er bij hem van schipperen geen sprake en toen dan ook de politionele actie in Indonesië begonnen was, was zijn protest zo vlammend dat hij in hevige botsing kwam met de regering en leidende socialisten. Zijn artikelen in Vrij | |
[pagina 103]
| |
Nederland waarvan hij hoofdredakteur was, verwekten zo veel deining en kostten zo veel abonnees, dat hij het hoofdredacteurschap moest neerleggen. Dit was een groot verlies voor de politiek en de journalistiek. Hij maakte veel grote reizen en legde veel contacten. Toen in Nederland de televisie kwam en er forums gevormd werden, werd hij vaak uitgenodigd in zo'n forum zitting te nemen, omdat men van hem opvallende en originele uitspraken kon verwachten. Tijdens één van die uitzendingen, in 1960, zei hij dat de ware geschiedenis van Nederland in de jaren 1940-1945, nog niet was geschreven en wellicht nooit geschreven zou worden. Daarop ontving hij de uitnodiging van Mr. C.A. Steketee, hoofdredakteur van het Algemeen Handelsblad in de kolommen van die krant zijn visie te geven. Dit was een opvallend verzoek. Het Algemeen Handelsblad was toen nog een duidelijk liberale krant en het was te verwachten dat de opvattingen van Van Randwijk nog al wat deining zouden oproepen onder de lezers. Dat is dan ook gebeurd. Van Randwijk nam de uitnodiging als uitdaging aan en zo verscheen op 24 december 1960 het eerste artikel en op 8 mei 1965 het laatste. Na zijn dood werden ze gebundeld en ingeleid door Dr. J.A.H.J.A. Bruins Slot. Dr. Bruins Slot was ook een groot man in het verzet geweest, doch als geharnast antirevolutionair, als man van de antithese en oorpronkelijk als fel tegenstander van de jonge Indonesische Republiek, de antipode van Van Randwijk. Later wijzigden zich de inzichten van Bruins Slot en kreeg het blad Trouw waarvan hij hoofdredacteur was, een andere kleur. Het kan als een bijzondere erkenning beschouwd worden dat Van Randwijks artikelen in het Algemeen Handelsblad gepubliceerd konden worden en als boekwerk door Sr. Bruins Slot ingeleid De dood van Van Randwijk, nog in de kracht van zijn leven, betekende een groot verlies voor ons volk. | |
Burgers in noodBurgers in Nood verscheen in de donkere dagen van de crisis. De werkloosheid was verontrustend. De toestand was erger dan nu. Niet alleen was het aantal werklozen groter, maar deze stempelaars (de werklozen moesten om ‘zwart werk’ tegen te gaan, zich elke dag melden en stempelen) werden beschouwd als gestempelden, uitgestotenen. De sociale tegenstellingen waren zeer groot. Kort overzicht van de inhoud van de roman. | |
1 Willem Verdoorn gaat stempelen.Willem Verdoorn werkte al acht jaar als chauffeur bij meelhandel Banders voor ƒ 20,- per week, als hij ontslag krijgt. Dit ontslag komt volkomen onverwacht en het is voor Willem alsof de wereld ineens is veranderd. Zijn vrouw Heiltje Veenhof is in het ziekenhuis. Hij heeft een dochtertje, Rietje, van drie jaar. Het aantal werklozen stijgt al ver boven de 300.000. Willem probeert werk te vinden, doch dit mislukt. Hij plaatst een advertentie waarop hij geen enkele weerklank krijgt. In het stadsstraatje, waar hij woont, zijn veel werklozen. Ze zijn verbitterd en hun wijze van leven wordt grover en lustelozer. Willem en Heiltje proberen, meegenomen uit hun dorp, een andere levensstijl te handhaven. Dit wordt echter steeds moeilijker en levert plagerijen en spot op. Ze zijn niet kerks meer, maar hebben toch iets van een christelijke levensstijl bewaard. Willem ontmoet een vroegere schoolkameraad, Frans Lemmens. Als Willem en Heiltje bij ouders en schoonouders komen, krijgen ze het verwijt niet meer op de | |
[pagina 104]
| |
oude paden te wandelen. Ze moeten toch weten dat we elke zegen verbeurd hebben. Naast de armoestraatjes kent de stad ook een villawijk, Vreedorp. Daar wonen de notabelen. Ook daar heeft de crisis wel toegeslagen, maar er zijn nog gezellige avonden waar, met gebak en wijn, de notabelen elkaar verhalen vertellen. Mevrouw de weduwe Heytema woont er met haar twee dochters, Suze, verloofd met een luitenant en Rinske. De geschiedenisleraar Swagerstein. Riegel, de eigenaar van een grote modezaak. Notaris Bakker.
De rentenier Varsseveld. De kweekschooldirecteur Braans en zijn vrouw. Ze hebben een zoon, Herman, kortgeleden afgestudeerd als predikant. Hij houdt er moderne sociale ideën op na en verwekt daardoor veel ergenis bij de gegoede burgerij. Zo is het ook met diaken Masborg, ambtenaar, die in die kring maar net geduld wordt. Een vriend van Willem, Arie Bresler, die op het kantoor zit bij Baanders, krijgt ook ontslag. Hij is al zeven jaar verloofd met Anna die bij notaris Bakker dient. Arie en Anna bezwijken bijna onder de ‘lusten van het vlees’ en vrezen Gods toorn over zich te halen. In het deftige kringetje in Vreedorp vertelt mevrouw Braans een sensationeel verhaal van een dienstmeisje dat in verwachting was geraakt. Het gewone volk weet zich immers niet te beheersen. Het bewuste meisje moest natuurlijk onmiddellijk het huis verlaten, het kind wist niet eens wie de vader was. Ze hebben haar, duur genoeg, met een taxi naar huis laten brengen. En nu horen ze ook nog dat het meisje ternauwernood gered is bij een poging tot zelfmoord. Ja thuis... vader werkloos en moeder heeft t.b.c., maar nee, zo'n kind kun je niet in huis hebben. Willem Verdoorn raakt in een opstandige stemming, hij snauwt tegen Heiltje die naar haar ouders gaat. Buurvrouw Jaan Hakman leest hem in haar taal ongezouten de les. Willem vraagt: ‘Waar is God?’ | |
Willem Verdoorn stempelt...De maanden gaan voorbij. Er is geen werk te vinden en Willem Verdoorn blijft bij de lusteloze troep van de stempelaars. In de buurt zijn veel spanningen, ook in de gezinnen van de werklozen. Het is zomer, de nog welvarende burgers kunnen met vakantie gaan. De firma Riegel doet goede zaken in zomerkleding en badpakken. De werklozen zoeken vaak hun vertier aan de waterkant. De toestand wordt echter grimmiger. Zo wel communisten als NSBers maken propaganda en trachten in troebel water te vissen. Een ambtenaar van de Crisissteunregeling wordt aangerand. Steeds steken rellen de kop op. Heiltje kan werk krijgen bij mevrouw Heytema. Willem gaat, tot ergernis van zijn vrouw, veel om met een stel ruige kerels, die elkaar met ‘kameraad’ aanspreken. Als boerendochter voelt ze zich boven dit slag verheven. De plaatselijke predikant is ziek en Herman Braans mag invallen om een ‘stichtelijk woord’ te spreken. Dit woord verwekt veel deining. Herman Braans komt op voor de armen, de rechtelozen. De notabelen zijn gekwetst, want ze menen heus hun plicht gedaan te hebben. Heiltje voelt zich ziek, maar mevrouw Heytema eist het onderste uit de kan. Jaan Hakman weet te vertellen hoe ze als kind in een dienstje was bij een o zo christelijke dame en haar brood mocht beleggen met de vette randen afgesneden van de ham, waarmee die dame haar eigen brood dik belegde. Willem komt iets nader tot zijn vader, die hem op Gods zegeningen, die we overigens verbeurd hebben, blijft wijzen. Tot een beter gesprek komt hij echter met Herman Braans, die contact zoekt met de werklozen. | |
[pagina 105]
| |
De middenstand organiseert een feestweek. Dit zet kwaad bloed bij de werklozen. Er komen rellen dre tenslotte uitlopen op een volledige opstand. In Vreedorp zijn de kennissen bij elkaar als de dreigende geluiden van de opstand hoorbaar worden. ‘Het geluid wordt erger. Swagerstein is ook opgestaan en loopt tot midden in de kamer. Dan zegt hij met ongekende kracht: - De massa, Braans, de massa is een beest. Braans antwoordt niet. Hij kan het niet. Maar als een bezwering tegen zijn eigen groeiende twijfel en die van anderen herhaalt hij de woorden van een tekst, die als een vlam opstaat in zijn binnenste: En Jezus de scharen ziende, werd met innerlijke ontferming bewogen. Dan zegt hij plotseling hardop: “De massa, Swagerstein, de massa... is de schare.” Dat begrijpen de anderen zo niet. Het klinkt ook zo idioot.’ Het leger moet met veel vertoon van macht ingeschakeld worden om de opstand te bedwingen. p. 157 | |
Willem Verdoorn stempelt nogHerman Braans gaat bij de werklozen wonen. Hij spreekt veel met Willem en diens ‘kameraden’. Hij wordt geaccepteerd. Arie en Anna (Anna is flauw gevallen in haar dienst) moeten trouwen. Arie weigert schuld te bekennen en dan trekt de kerk de handen af van deze jonge mensen die in hun ‘vleselijke lusten’ verloren zijn gegaan. Het is weer zomer geworden. De werklozen en hun gezinnen zitten veel aan de rivier. Ze liggen in de zon of spelen in het water. Zelfs Heiltje zet zich tussen die mensen. Intussen overschrijdt het aantal werklozen de 400.000. Met die zwempartij en de mededeling dat er meer dan 400.000 werklozen zijn, eindigt het boek. Van Randwijk klaagt aan, hekelt de schijnheilige kerk en harteloze maatschappij, doch niet op een gemakkelijke of spottende manier. De figuur van de jonge predikant Herman Braans is een teken dat er in kerk en christendom vernieuwende krachten kunnen zijn die ook in het sociale leven doorwerken. Burgers in Noord trok bij zijn verschijnen sterk de aandacht. Hier en daar toonde men zich gekwetst, maar de meeste kritieken waren gunstig. Ben van Kaam geeft in zijn Parade der Mannenbroeders een interessant en uitvoerig overzicht van de reacties in die dagen. p. 236 De vrij algemene waardering was toch wel opvallend, omdat Van Randwijk kerk en burgerij niet spaarde en dat was in die dagen iets heel anders dan nu. Het feit alleen al om een opstandige massa ‘de schare’ te noemen was gedurfd. Wie nu in onze tijd de roman leest, ontdekt dat de maatschappij veranderd is. De sociale verhoudingen zijn verbeterd. Ook stelt de kerk zich anders op. Toen was het slot van de roman: de zwempartij van een hele volkswijk met de jonge predikant er bij, in diverse opzichten gewaagd of militant zoals Clara Eggink het in een recensie noemde. In het eerder genoemde interview zegt Van Randwijk zelf: ‘Stufkens noemde het slot Dostojevskiaans. Daar was ik toen wel blij mee, want in die tijd lazen lieden van mijn leeftijd Dostojevski nog alsof het gods woord was.’ En enige regels verder: ‘Het verschil tussen Mozart of een dagje aan het strand is minder groot dan velen denken.’ Verhalen als van Arie en Anna die na een verloving van zeven jaar, hun ‘vleselijke lusten’ niet meer beheersen konden en van het in verwachting geraakte dienstmeisje dat daardoor uitgestoten werd, komen ons nu onwaarschijnlijk voor. Ondanks het feit dat het Van Randwijk vooral om de boodschap ging en niet om de vorm, komen we in het boek, naar de mode van die dagen, ‘mooischrijfzinnen’ tegen als: ‘Een troep mussen is schetterend voor zijn voeten opgevlogen en nu zit- | |
[pagina 106]
| |
ten ze in de kromme wilgebomen te redeneren als Kamerleden.’ p.31 ‘Aan de horizon rijzen vaag de schoorstenen van de stad, grijze graftekens.’ p. 33. ‘Het licht spettert tussen de bomen, de daken branden rood als de rode voorjaarsbloemen en de vijvers zijn spiegels.’ p. 39 ‘De radio tjingelt als een straatorgel, raast als de nachtmuziek van Afrikapriesters. Tevergeefs.’ p. 45 ‘Duidelijk grijnst op het nachtkastje het gebit in een glas water.’ p. 47 ‘Tussen de Japanse kruisers en de skyscrapers van Amerika waaien de twee smekende handen van Willem Verdoorn als grassprietjes, twee wuivende palmboompjes op een verlaten rif.’ p. 50. ‘Een gil staat hard als een bikkel in haar strot.’ p. 72. Van uit onze tijd gezien zou er de kritiek kunnen zijn dat Van Randwijk nog niet aan ‘de afbraak der structuren’ toe is, maar inmiddels zijn we bijna een halve eeuw verder. Bovendien heeft hij zelf verklaard dat hij bij het verschijnen van zijn boek al weer verder was. Voor ons blijft Burgers in Nood een interessant document om de tekening van kerk, politiek en maatschappij in de crisisjaren van voor de tweede wereldoorlog. Als Piet Oomes bij de nieuwe druk van het boek, zegt dat de heruitgave wel gebeurd zal zijn, omdat er nu weer werkloosheid is en ook omdat Van Randwijk later zo'n bekende figuur werd, maar dat het boek nergens uit de verf komt, miskent hij m.i. de documentaire waarde. In het Bzzlletin nummer 72 van januari 1980 geeft Harry Scholten in Crisis en fascisme in Nederlands verhalend proza 1930-1940 ruime aandacht aan Van Randwijks boek.
Van Randwijk schreef daarna nog een roman onder de toen opvallende en uitdagende titel Een zoon begraaft zijn vader. Dit werk trok echter niet zo veel aandacht als Burgers in Nood. | |
Van Randwijk als dichterHenk van Randwijk debuteerde met de bundel Op verbeurd gebied. Het woord ‘verbeurd’ was in de kring van zijn jonge jaren, een enerzijds zeer geladen en anderzijds versleten term. Er werd gebeden om een verbeurde zegen, dat wilde zeggen dat je je ‘recht’ er op verspeeld had. Verbeurd Gebied: Je hebt er geen recht meer op. In de kring dichters die door Dr. Heeroma gerangschikt werden onder Het Derde Reveil neemt hij een speciale plaats in. Niet om de vorm van zijn verzen, want daar ontbrak veel aan, maar om de sociale boodschap. Heeroma zegt het zo: ‘De gedichten van H.M. van Randwijk laten ons de worsteling zien van een hartstochtelijk temperament met een gebrekkige techniek’ en ‘Het is Van Randwijk's grootste kracht misschien om de Christelijke burgers uit de zelfverzekerdheid van hun aards bezit wakker te schudden en aan te kondigen, dat het derde réveil, o.a. ook een proletarische revolutie is.’ Luisteren we naar Van Randwijk zelf, de eerste en laatste strophe uit het gedicht Vergeefse Strijd:
‘Wij, zonder geld op reis gegaan
en zonder buidel uitgezonden
om te genezen waar wij konden,
te zegenen waar anderen slaan,
te vroeg vertraagde onze voet,
wij hebben ons te warm genesteld
| |
[pagina 107]
| |
en een weerbarstig fort gemetseld
rondom een volk dat trekken moet.
-----
- Nu dringen zij bloeddorstig aan!
Hoe zullen we onze rust beschermen
tegen hun haat, tegen hun kermen
en z' in Gods naam verslaan?
Maar weet dat op verbeurd gebied
elk zwaard vergeefs wordt uitgetogen.
Want ons wachtwoord is gelogen!
Wij vragen naar soldij! De Meester wil ons niet!
Een vers dat in die dagen veel geciteerd werd, was Recidivist met regels als:
‘Zo was die man, zijn naam ben ik vergeten,
maar wat waar is moet worden gezegd,
zeven maal heeft hij in de bajes gezeten
en toen hij doodging heeft niemand hem af gelegd.
-----
En zo gij die man hebt veracht in dit leven
vreest niet als ge hem hierboven ontmoet,
want de dief en de burger zijn er om 't even,
twee zwarten gereinigd door hetzelfde bloed’
Het vers werd vaak voorgedragen in jeugdgroepen. Ook van de kansel werd het gehoord. Toen Van Randwijk rijper werd en meer te zeggen had, werd het duidelijk dat het vers tenslotte niet de vorm was waarin hij zich het beste uiten kon. Als hij ons niet meer nagelaten had dan zijn verzen, zou hij terecht vergeten zijn. Nu completeren ze zijn beeld.
Tevens is het zo dat in zijn proza, ook in zijn sociale of politieke beschouwingen, iets van de dichter gebleven is. In de oorlogsjaren grijpt hij nog eens naar de versvorm terug en schrijft in 1943 het bekend gebleven Celdroom. De regel ‘Gerechtigheid zal wederkeren’ werd een bemoediging en een oproep. Nog enkele regels:
‘Des daags scheen zonlicht in de cel,
twee decimeter op de muur,
dan stond te middag voor één tel
een zin gekrast in laaiend vuur.
Wie had de woooden ingekerfd?
- Merkteken van ons diepst begeren -
Een heeft ze met zijn bloed geverfd:
‘Gerechtigheid zal wederkeren’.’
‘Een haveloze, zwarte drom
| |
[pagina 108]
| |
gevang'nen stroomd' over de Dam.
(Maar trotser dan een koning kon,
zo liepen zij en vrijer dan
een naakt kind loopt in zee en zon.)
Toen vielen alle stemmen stom
en één stem zei: Dit 's Amsterdam...
Zo zacht alsof hij fluisterde...
Maar plots barstte als een klaroen
het volk los, dat luisterde:
- Dit 's Amsterdam, het grote hart
van Nederland, belaagd, gesard,
vernederd en met bloed bemorst'
Toen voer er ziel in ieder ding,
een vogel sloeg in ieders borst
en elkeen dacht verbaasd: Ik zing...!
De stad lag stil of 't zondag was,
en tot een God'lijk doei gewijd,
als toen het volk in staking ging
en door de pijn die d' ander lijdt
van eigen pijn en smart genas.’
| |
In de schaduw van gisteren.Van Randwijk stelde in een televisieforum dat de werkelijke geschiedenis van de jaren '40-'45 nog geschreven moest worden. Toen hij in 1960 de uitnodiging accepteerde een reeks artikelen over de oorlog te schrijven, pretendeerde hij niet dat dan nu zelf wel even te doen. Dr. Bruins Slot wees er op dat de titel (herinnerend aan het beroemde boek van Huizinga: In de schaduwen van morgen) niet in eerste instantie op historie wees. Het ging om de nieuwe dag waarover dan nog wel de schaduw van de oorlog viel. Dr. Bruins Slot zegt het zo: ‘Als je een waarheid ziet, zoals Van Randwijk die zag, als je zo tegen een schaduw vecht, kun je in die schaduw niet rusten. Daar ben je non-conformist voor. Niet als een psychische hebbelijkheid, maar als een-je-niet-gewonnen-willen-geven aan een systeem, aan een mentaliteit, aan een establishment die je verfoeit. De roeping van Van Randwijk was dat hij tegen zijn eigen tijd in moest. Dat is een onbegonnen werk. En daarjuist moest hij aan beginnen en daar is hij aan begonnen. Men moet niet zeggen dat je dan je draai niet kunt vinden al ga je er misschien dikwijls diep onderdoor. Maar Van Randwijk was vertrouwd met de dood. Daarom leefde hij zo fel en had hij het leven lief en vocht hij voor een goed leven - in de meest pregnante zin van het woord - voor de verdrukte en verschrompelde mens.’ De vier uitgevers (Bert Bakker/Het Parool/Vrij Nederland/Het Wereldvenster) beginnen hun verantwoording met: ‘Het is triest om het te moeten konstateren, maar niettemin de waarheid: Als H.M. van Randwijk alias Sjoerd van Vliet, was blijven leven, zou deze “kroniek van het verzet” nooit zijn verschenen als boek, of, op zijn gunstigst, vele, vele jaren later.’ Van Randwijk had het te druk met zijn werk in de wereld om tijd te hebben zijn vele artikelen te herlezen en te ordenen en om in te gaan op de vele reacties, die hij ontving. Naast In de schaduw van gisteren is er nog een postuum uitgegeven bundel Heet | |
[pagina 109]
| |
van de Naald. Het eerste artikel draagt de titel: Dit goede volk, deze edele mannen. Nu zullen we al wel zo veel van Van Randwijk begrijpen om aan te voelen dat deze woorden ironisch zijn. Ook hier striemt hij de vaderlandse zelfgenoegzaamheid, doch inmiddels heeft hij zo veel geleerd van mensen en omstandigheden dat in zijn sarcasme begrip en liefde niet verloren gaan. Hij ervoer dat de mensen maar zelden edelen, wijzen of moedigen zijn, maar ook dat men dat niet van ieder kan eisen. Hij deelt daarom niet in volgens vaste schema's. Natuurlijk prijst hij als verzetsman van het eerste uur diegenen, die de ongelijke strijd aanbonden tegen de Duitse macht en verderfelijke ideologie en laakt hij de bange meelopers en verraders, maar hij weet dat niet alle illegalen edelen waren en toont medelijden en begrip voor de kleine man die murw geslagen was en echt niet durfde. Van Randwijk gaf zijn artikelen vaak een titel, die je nieuwsgierigheid prikkelt. Ik noem er enkele: Waar is de Gefreiter Schmidt gebleven? Het heilig amateurisme. Te mooi om waar te zijn. De verdoving van het legalisme. Te veel bekenden, te veel eerlijkheid. Herr Rümke is de kwaadste nog niet. Een vondeling in november 1942. Duitsland als anti-Sinterklaas. Had de martelaarskroon zin?
Suikergoed en marsepein. Ze zijn nog onder ons. Diese herrliche deutsche Zeiten. Wie waren we? Helden of schapen. Geestelijk leven en lege magen... Er zijn ook opschriften die duidelijk aangeven waarover het artikel gaat. Na een stralende zomer de bittere smaak van de eerste winter. De verbinding met de overkant. De dood loert in de golven. De jacht op de arbeiders begint. De Joodse slachtoffers van februari 1944. Zo was de bevrijding. In al deze stukken ontmoeten we een man die door een bijzondere levensloop een zeer grote kennis van mensen en omstandigheden heeft verkregen. Hij oordeelt daardoor met wijsheid, doch schipperen is er niet bij. Zo kan het gebeuren dat je al lezend verrast opkijkt bij een markante uitspraak waar je het voor honderd procent mee eens bent en die je zeker nog wel eens citeren zult terwijl je dan weer geprikkeld of zelfs geërgerd herleest of dat er nu toch werkelijk staat. Dat zal mensen van links of van rechts overkomen. Van Randwijk was een nonconformist. Veel van zijn artikelen hebben een visionaire kracht. Hij is er zich echter wel van bewust dat je volkeren niet tot dichters en profeten vormt. In het artikel Te mooi om waar te zijn vallen de volgende regels op: ‘Marcheren doen soldaten, de mensheid strompelt. Meeslepend spreken doen de politici en de theologen, de mens stottert maar wat. Visioenen zien de dwazen, de realistische rest zorgt er wel voor dat ze geen werkelijkheid worden’, p. 72 Al was het dan niet de bedoeling historie te schrijven, Van Randwijk is er wel in geslaagd een veelzijdig beeld van de oorlogsjaren te geven. Er gaat van dit boek een stimulerende kracht uit. Achter de journalist en de historieschrijver staat de dichter. Het is dan ook bij uitstek geschikt voor jongeren, die zich niet alleen op de hoogte willen stellen van de feiten in de oorlog - daar zijn boeken genoeg over - maar willen weten hoe de mensen leefden, liefhadden, haatten, leden en hoopten. Hoe ze groter of juist kleiner werden door uitzonderlijke belevenissen... We zijn inmiddels een generatie verder en er zijn juist de laatste jaren zeer scherpzinnige columnisten onder ons als Hermans, Kousbroek, Hofland. Zij laten niet veel van onze overtuigingen en maatschappelijke vormen heel. Het is in dit verband een boeiende uitdaging hoe je meent, dat Van Randwijk zou reageren op de politieke en geestelijke ontwikkelingen van vandaag. Er is sprake van geweest dat er in 1980 een gesubsidieerde herdruk van In de | |
[pagina 110]
| |
schaduw van gisteren, zou verschijnen om het boek in dit herdenkingsjaar in de handen van jongeren te geven. Dit plan is, jammer genoeg, niet gerealiseerd.
In Amsterdam, bij de beruchte fusilladeplaats op de Weteringschans is een plantsoen naar Van Randwijk genoemd. Voorde Erebegraafplaats in Bloemendaal schreef hij een tekst die daar nu in graniet gebeiteld staat. Deze tekst Bericht voor de levenden (ook aan de levenden van vandaag) wordt ieder jaar op de avond van de vierde mei als declamatorium uitgevoerd met muziek van Hans Henkemans. We besluiten dit artikel met enkele zinnen daaruit, die ook vandaag nog een oproep zijn: ‘Het gebeurde in de meidagen van het jaar 1940. Duitse soldaten, overmachtig in bewapening en getal, overrompelden Nederland’. ‘Toen stonden er in het midden des volks mannen en vrouwen op. Tegen het geweld des vijands stelden zij overtuiging en geloof, tegenover het Germaanse heidendom het getuigenis van Christendom en Humanisme, tegenover de georganiseerde miljoenen de onvervangbare waarde van den mens. Vreedzame burgers werden brandstichters, saboteurs en spionnen. Zij hoedden het vrije woord in illegale geschriften, hielpen de vervolgden, verdedigden het recht der ouders in de opvoeding, het ambtsgeheim van den arts en de vrije prediking van het Evangelie. Dank zij hen, waarvan er enkelen hier rusten, was Nederland, in die dagen gemarteld en vernederd, nochtans vrijer en weerbaarder dan ooit’. ‘Velen van hen stierven in gevangenschap of voor het vuurpeleton. Weinigen konden in deze rustplaats vergaderd worden. Verwijl niet te lang bij het verdriet om hen, die wij missen. Zoek niet hier... Zoek daar waar Neerlands volk leeft en werkt. Zie hoe wijd zijn land is, hoe hoog zijn hemel, hoe dichtbij het ruisen van de geweldige zee. In deze gewesten zijn vrede en vrijheid groot geworden. Zij zijn de vruchten van geestelijke zuiverheid, eerlijk denken, naastenliefde en geloof. Bedenk dat hetgeen gisteren bedreigd werd, heden en morgen opnieuw in gevaar kan verkeren. Bescherm het en wees waakzaam. Tot zolang moge het pad, dat tot deze stille plek leidt, begaanbaar blijven voor de voeten van allen, die zich hier bezinnen op de waardij van vrijheid en gerechtigheid. Daartoe helpe ons God’. We zijn intussen weer een generatie verder en vinden deze woorden mogelijk wat al te plechtstatig. Er kan daarbij ook de vraag gesteld worden of we tegenwoordig niet te gauw in een plat spreektaaltje vervallen. Er zijn voorvallen in de geschiedenis en in een mensenleven die een verheven stijl vragen. |
|