‘Mijn lieve Elizabeth! waarom hebt gij het gewaagd hier te komen? Kan het lam bij den wolf een veilige schuilplaats zoeken?’
‘Ik ben een verworpene. Ik word vervolgd, ben zwak, hongerig en stervende. Werwaarts zal ik anders gaan dan naar het huis mijns vaders?’
‘Gij hebt hier geen vader. Hij heeft nimmer de liefde eens vaders voor u gekoesterd. Hij zal de eerste zijn, die u tot de levenswijze, die gij verlaten hebt, doet teruggaan - ja, misschien tot nog iets ergers.’
‘o, Agatha! ik gevoel, dat ik niet lang meer zal leven. Laat mij hier sterven.’
‘Neen, dat mag niet zijn. Ik weet, dat het u erger zou zijn dan de dood, indien gij ontdekt werdt.’
‘Maar Agatha! gelooft gij niet, dat hij door mijne tranen bewogen zou worden?’
‘Bewogen!’ zeide zij. ‘Hij bezit geen hart, dat bewogen kan worden.’
‘Maar, Agatha! wat zijt gij veranderd!’
Agatha liet het hoofd hangen. ‘Ik heb een harde les ontvangen bij het licht der vlammen, die op gindsche markt opgestegen zijn. Het eenige wezen, dat ik liefhad, is daar vermoord! Ik heb mijn vroeger leven leeren nagaan. o, Barmhartige Heer! o, Gewonde, gekruisigde Heiland! heb deernis met mij, spaar mij!’
Elizabeth nam nu dicht bij den haard plaats.
‘Agatha!’ zeide zij, ‘ik gevoel, dat ik u dezen nacht niet verlaten kan. Indien ik gevangengenomen word, moet ik sterven, en indien ik weder verder ronddool, moet ik ook sterven. Laat mij dus hier sterven.’
Agatha haalde een stuk brood en een beker wijn tevoorschijn, en drong haar om te eten en te drinken.
‘Wanneer gij dit gebruikt hebt, zult gij u beter gevoelen en nieuwen moed gekregen hebben. Daarna kunt gij, in een mantel gewikkeld, verder gaan.’
‘Ach, Agatha! Om te sterven?’
‘Neen, om te leven. Indien gij hier blijft, brengt gij ande-