te maken; maar dat hij zich geheel van het belang der waarheid, welke door zijn welsprekenden broeder uiteengezet was, doordrongen gevoelde. Hij was van meening, dat men een opstand beramen en daarna dien tot stand brengen moest. Hij ried hun wel aan behoedzaam te zijn; maar stoutmoedigheid was toch dikwijls de beste wijze om te slagen. Waarom zouden zij aarzelen?
De man met de fonkelende oogen liet zijn zwaard in de scheede klinken, en herhaalde:
‘Ja, waarom? Het was ongetwijfeld het best openlijk weerstand te bieden.’
Elizabeth zag hem telkens aan, toen hij sprak, en toen zij hem zijn blanke hand zag opheffen en den palm en de uitgestrekte vingers aanschouwde, beefde zij evenzeer, als op het oogenblik, toen hij begon te spreken.
Daarop sprak de jonge man nogmaals, en diens stem klonk haar als muziek in de ooren. Hij toonde de dwaasheid aan, die er in een opstand gelegen was, en ried hun aan geduldig te zijn. Daarna spraken weder anderen; maar zij hoorde hen niet. Allen knielden neder en baden, en zij knielde mede, waarna men een lofzang aanhief, waarin zij zijne stem boven alle andere hoorde, en hiermede was de bijeenkomst geëindigd.
Maar toen zij zich dien nacht ter ruste begaf, nam zij haar Latijnschen bijbel, en las, hoe de vroegere belijders van Christus, ofschoon zwaar beproefd, tot het einde toe getrouw gebleven waren.
Na verloop van eenigen tijd zag zij den jonkman weder, en daarna nog eens, totdat zij eindelijk gelegenheid vond hem te spreken.
Hij had haar in korte woorden, maar tevens met groote minzaamheid, alles omtrent zichzelven verhaald. Hij had zijn vader gevonden, die een der leidslieden der broederen was. Hij was op dit oogenblik zeer ver van hier; maar zou spoedig terugkeeren, en dan zou Elizabeth ook hem zien.
Daarop verhaalde zij hem alles, wat haarzelve aanging, en zoo ook de geschiedenis met den Latijnschen bijbel.
Hij vertelde haar, welk gedeelte er uit den Latijnschen