De twee vrolyke confraaters. Zingende de nieuwste liederen(1795)–Anoniem Twee vrolyke confraaters. Zingende de nieuwste liederen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] Een Nieuw Vermaakelyk Lied, van een Moolenaar die hem inbeelde dat hy een Haan was. Op een Aangename Wys. 1. Hoord toe men zal u zingen, Het zyn wonder raare dingen: Van een Moolenaar hoord aan, Meenden dat hy was een Haan. De Haan die kraaiden koekerde koe, De Moolenaar riep doet de deur toe, En altyd kraaid de Haan, En de Moolenaar achter aan. 2. Hy wil de Henne treeden, Gelyk de Haane deeden, Hy ging aldaar zonder Jok Zitten in het Hoenderhok. Daar ging hy by de Henne staan, En hy treeden gelyk een Haan, Altyd kraaid de Haan, En de Moolenaar achter aan. 3. Hy deed het Hok daar oopen, De Hoenders daar uit loopen, Hy loopt de Henne naa, Om te zien waar dat zy gaan. [pagina 29] [p. 29] Doe kreeg hy weer een beuk, Riep tuk 'er de tuk, geuk, geuk, geuk, Altyd kraaid de Haan, En de Moolenaar achter aan. 4. De Moolenaar wou vliegen, Hy ging hem zelfs bedriegen, En liet zyn armen gaan, Gelyk de Vleugels van een Haan. Doe kreeg hy weer de beuk: Riep tuk 'er de tuk, geuk, geuk, geuk, Altyd kraaid de Haan, En de Moolenaar achter aan. 5. Veel Menschen kwaamen loopen, De Haan had schiet verzoopen, Zy haalden hem uit de Sloot, En zy redde hem uit de nood. Daar kreeg hy weer de nuk, En riep tuk, tuk, tuk, tuk, tuk, Altyd kraaid de Haan, En de Moolenaar achter aan. 6. Hoord toe gy Moolenaaren, Ziet hoe de Haanen vaaren, Ziet beeter voor u toe, Als dat gy roept koekerde koe. En wagt u voor zoo een malle beuk, Van te roepen teuk, teuk, teuk, Altyd kraaid de Haan, En de Moolenaar achter aan. Vorige Volgende