besloot Maartje nog steeds niets te zeggen. Ze werd vaak giechelig als ze zich ongemakkelijk voelde en ze wist hoe onbeleefd dat kon overkomen. Maartje hurkte naast de rolstoel en legde haar hand op de schouder van mevrouw Ruisendaal die haar verhaal vervolgde: ‘Hij was ervan overtuigd dat leven nooit ophoudt. Hij was leraar natuurkunde en hij zei altijd, dat de natuur vol zit met cycli. Alles wordt opnieuw gebruikt. Energie, atomen, hele moleculen. Weet je wat dat zijn?’
Mevrouw Ruisendaal keek Maartje niet aan en wachtte ook het antwoord niet af.
‘Daarom wou hij ook geen data op de steen. Dan lijkt het alsof mijn leven een lijn was, die ooit begon en weer ophield, terwijl het een cirkel is, Annelies. Leven stopt nooit, het wordt alleen maar anders. Ik hoor het hem nog zeggen. Die positieve houding had hij in het leven zelf ook. De natuur zou altijd voor ons zorgen, omdat wij onderdeel zijn van haar cyclus.’
Mevrouw Ruisendaal laste een korte pauze in, om haar mondhoeken af te vegen met de zakdoek die ze al de hele tijd in haar hand hield.
‘Als we problemen hadden,’ vervolgde ze, ‘was hij altijd de rust zelve. Hij geloofde dat we al het gereedschap hadden gekregen om alles op te lossen. We hoeven alleen maar te bedenken hoe we het gebruiken, zei hij dan en hij had elke keer gelijk. We hebben altijd alle problemen kunnen oplossen. Ik denk er nog vaak aan terug als ik het moeilijk heb.’
Maartje verdroeg de stilte die volgde zolang ze kon. Uiteindelijk stamelde ze: ‘Het is een prachtig idee.’
Mevrouw Ruisendaal reageerde niet.
Maartje probeerde de kikker in haar keel weg te slikken. Ze wist nog steeds niet wat ze moest zeggen of hoe ze zich moest gedragen, maar de gedachte die nu in haar opkwam gaf haar nieuwe moed. Met het enthousiasme van een uitvinder die het licht heeft gezien, bracht ze haar gedachte onder woorden: ‘Zal ik wat van het onkruid weghalen?’
‘Welnee,’ riep mevrouw Ruisendaal, ‘Dat zou hij absoluut niet gewild hebben. Heb je niet geluisterd?’
Ze keek Maartje recht in haar ogen.
‘Jawel, mevrouw,’ fluisterde Maartje geschrokken.
‘Ach, kind, het geeft niet. Je hebt hem niet gekend. Die planten die hier groeien zijn deel van de cyclus waar hij zo in geloofde. Dat is hoe hij verder leeft.’