Ik vertelde haar wat we gedaan hadden, tot ze me lachend onderbrak en zei: ‘Dan zal hij nu wel lekker liggen te slapen, denk ik. Doe morgen maar wat rustiger, hoor, hij kan zichzelf ook goed vermaken, zolang je maar in de buurt blijft.’
Ik wenste haar sterkte, en vroeg haar mij te bellen als er nieuws was.
We werden pas om negen uur wakker. Jelle had als een blok geslapen, zich niet eens omgekeerd in zijn slaap. Ik zelf was ook een heel eind weg geweest, met bizarre dromen. Het weer was nog steeds niet best. Ik herinnerde me wat Detlev en Linde mij gezegd hadden en besloot het onderwerp ‘programma’ te laten rusten.
We ontbeten in pyama, met radio 4 die ik op zondagochtend altijd aan had op de achtergrond.
‘Hebben jullie thuis ook vaak muziek aan staan?’
‘Vroeger wel.’
‘De laatste tijd niet meer?’
‘Nee, alle geluiden deden pappie pijn.’
Deden? Had hij al afscheid genomen, zoals Linde zei?
‘Zal ik wat gaan tekenen in mijn nieuwe kleurboek?’
‘Dat is een heel goed idee. Haal je spullen maar, dan kan je hier aan de keukentafel tekenen terwijl ik de kranten lees.’
Jelle tekende een blauwe tram, met achter elk raampje een blij gezicht. Als bovenleiding tekende hij een soort antenne.
‘Met wie ontbijt jij eigenlijk als ik hier niet logeer?’
‘Met niemand. Behalve als er een andere logé is. Maar dat gebeurt niet zo vaak.’
‘Vind je dat niet saai?’
‘Zo samen met jou is veel leuker, maar het went ook wel als je alleen bent.’
‘Gelukkig maar.’
‘Hoezo?’
‘Dan is het straks voor mammie ook niet zo erg. En anders vragen we of jij komt logeren.’
‘Ik kom graag bij jullie logeren.’
‘Maar wij hebben geen tram,’ zei Jelle, en keek daarbij alsof het een onoverkomelijk probleem was.
‘Wat zullen we vandaag gaan doen?’
Jelle haalde zijn schouders op. Zie je wel, dacht ik, je kunt dat niet