Flip is een held, zoals elke vader, per definitie, hoe hartstochtelijk zijn kinderen hem ook voor slappe zak uitmaken. Het jongleren met taken en plichten, het jagen en buit naar het hol slepen, het zorgen en liefhebben, het verdient allemaal meer applaus dan hij de laatste tijd gekregen heeft. Maar ook de combinatie verhuizen en de geboorte van een kind kan hij nog aan. Zijn vader, klootzak en held senior, zijn vader kan hem wellicht helpen: busje huren, spul op Monieks aanwijzingen inladen en wegwezen.
Hij belt hem, geen gehoor, stuurt een sms'je (‘bel me! dringend!!’) in de hoop dat pa niet bij zijn vriendin zit die er bij de voordeur streng op toeziet dat alle telefoons uitgezet worden.
Hij scheurt naar huis, waar Sylvie met haar tas vol babykleertjes klaarstaat in de gang. God, wat is ze prachtig hoogzwanger. Ze is zelfs nu nog beeldschoon en verleidelijk, maar ook woedend en tegelijkertijd ongerust: ‘Waar zat je nou?!’
De deurwaarder, morsig en ruikend naar oude tabak, staat op het punt te vertrekken en zegt besmuikt dat hij helaas volgende week weer moet terugkomen. Hij wenst hun geluk met de bevalling en vervolgens schuift hij de voordeur uit, na een laatste meelevende blik op Sylvie. Flip haat de man.
Om 16.03 uur baart Sylvie haar eerste, zijn vierde kind, een dochter met veel donker haar, alle gewenste ledematen, een doordringende stem en ogen die al eeuwen meegaan. Hij valt als een blok voor haar en vergeet even dat Sylvie nu zijn omhelzing behoeft. Ze fluistert: ‘Ben je blij?’ Hij kijkt naar het mensje in haar armen en knikt. Om niets te hoeven zeggen legt hij zijn overvoerde hoofd naast het hare, een betuiging van liefde die vooral het nieuwe, verwachtingsvolle leven geldt.
Zijn mobiel trilt: pa aan de lijn. Hij verlaat met tegenzin de verloskamer en geeft hem het goede nieuws. Dan legt hij uit wat er al had moeten gebeuren.
‘Jongen toch, wat fijn. Hoe heet ze? O, mooi, Katrien.’ ... ‘Wát? Verhuizen? Vandaag nog? Waarom heb je dat goddomme weer zo lang uitgesteld? Enfin. Nee, best, ik regel het wel met Moniek.’ Peter, zijn vader, klootzak en held. Altijd absent als er ergens pijn tastbaar wordt. Altijd present als er spijkers met koppen geslagen kunnen worden.
's Nachts, als zijn onderbewuste niets wil weten van de stormen die over de vlakte van zijn dagelijks leven jagen, draagt de slaap dromen