| |
| |
| |
Persvrijheid
Joseph O'Connor (Vertaling Astrid Staartjes)
Toen ze haar lichaam vonden, lag ze vijftig, misschien zestig meter verderop langs het spoor, vlakbij het wrak van de wagon, met de Daily Sentinel nog in haar hand. Er was niets van haar gezicht overgebleven. Ze identificeerden haar aan de hand van de inhoud van haar handtas, en daarna belden ze mij vanuit het ziekenhuis. Gebitsgegevens ook, kennelijk. Die kwamen er later nog bij.
Ik lag nog in bed toen ze belden. Twee jaar geleden moest ik vanwege mijn angina pectoris met vervroegd pensioen en sindsdien mag ik van mezelf's ochtends wat langer blijven liggen. Mijn vrouw Eileen had een schoonmaakbaantje, en ik had haar gezegd dat ze dat niet omwille van mij hoefde op te geven. Ze vindt het leuk - komt ze nog eens buiten de deur en zo. Voor vrouwen is dat belangrijk, ook op die leeftijd. Hebben ze iets omhanden. Geen helser furie dan een vrouw met niets omhanden.
Ik werd wakker van de telefoon. De priester zei: Spreek ik met meneer Guthrie? en ik zei dat dat zo was. Meestal vind ik het leuk om een nieuwe stem te horen je weet tenslotte maar nooit, misschien heb je wel iets gewonnen. Jámes Guthrie? vroeg hij. Ja, zei ik, wat is er. U kent me niet, ging hij verder, ik ben Bob Wallace, geestelijk verzorger van het Saint Bernard-ziekenhuis. Mijn hart begon sneller te kloppen. Hij zei: Ik vrees dat ik slecht nieuws voor u heb, meneer Guthrie. Ik voelde me onwel worden, dus ik slikte met moeite en ging zitten. Wat is er? Hij zei: Het gaat om uw vrouw, ze is dood, meneer Guthrie, ik vind het heel erg voor u. Er is een treinongeluk gebeurd.
Ik zei: Ik geloof er niks van. Toen noteerde ik zijn nummer en belde hem onmiddellijk terug. Want weet je wat het gekke is, ik was ervan overtuigd dat het een of andere grap was. Er lopen tegenwoordig behoorlijk verknipte figuren rond. Met een kronkel in hun hoofd en zo. Ik was er echt van overtuigd. Maar de telefoon ging maar één keer over en hij nam zelf op. Met mij, meneer Guthrie, zei hij, met pastor Bob. Ik vind het echt heel erg voor u.
Ik liep de keuken in en leunde op het aanrecht. Haar koffiekopje stond nog op tafel, halfvol, het voelde nog een heel klein beetje warm
| |
| |
aan als je het vastpakte. Er zat lippenstift op de rand. Ik kon niet geloven wat ik had gehoord. Ik wist gewoon niet wat ik moest doen, dus zette ik de radio maar aan.
Volgens de spoorwegen was het te wijten aan een wisselstoring. Volgens de vakbonden was het te wijten aan de spoorwegen. De politici verweten het elkaar. Maar als ik het ergens aan wijt, is het de Daily Sentinel.
Ze leest namelijk nóóit de Daily Sentinel, echt nooit. We zijn vierendertig jaar getrouwd geweest en we hebben hem nooit ook maar één keer in huis gehad. Het is zo'n walgelijk roddelblad, je weet wel, met foto's van jonge vrouwen en dergelijke, orgieën, marsmannetjes, vuilspuiterij over acteurs en andere beroemdheden. Het is zogezegd bedoeld voor het gepeupel, de simpele zielen, de lagere klasse, niet voor mensen zoals wij.
Maar het gekke was, toen ik in het ziekenhuis kwam werd er gezegd dat de overledene een Daily Sentinel bij zich had gehad. Ze lazen namelijk zo'n lijst op, met persoonlijke dingen en eigendommen. En die gaven ze me allemaal mee in een witte plastic tas. Dat zijn van die dingen die je bijblijven. Het was een schok, kan ik je zeggen. De Daily Sentinel, notabene. Waarom las ze in hemelsnaam nou net díe ochtend de Daily Sentinel? Wat was er zo anders aan die ochtend? Ik bedoel, ze las werkelijk nóóit de Daily Sentinel. Ik ben een warm voorstander van persvrijheid, maar toch, ik kon er met mijn verstand niet bij.
Ze legden de aard van de verwondingen uit zonder er doekjes om te winden en de pastor zei dat het misschien niet zo'n goed idee was om haar zo te zien. Misschien kon ik beter wachten tot de mensen van de begrafenisonderneming haar hadden opgeknapt: het was geweldig wat die allemaal konden. Ik zei: Ja, zo wil ik haar niet zien. Hij legde zijn hand op mijn schouder en zei dat hij aan me zou denken tijdens de mis. Het was een aardige man. Hij gaf me het gevoel dat de dood geen doodgewone zaak voor hem was. Ik vond het prettig hoe hij de dingen bracht.
Het merkwaardige is alleen dat de Daily Sentinel in de taxi terug naar huis maar door mijn hoofd bleef spoken. Ik wist niet wat ik ervan vinden moest. Het liet me maar niet los. Ik bedacht dat ze hem misschien wel elke ochtend stiekem las, of alleen maar zo nu en dan, misschien was dat het, of wie weet één keer per week. Misschien wilde ze het me niet vertellen, durfde ze niet, schaamde ze zich of zoiets, ik
| |
| |
weet het niet, alsof ik er iets van zou zeggen. De taxichauffeur had de radio aan staan. Vreselijk, van dat ongeluk, zei hij. Ja hè, antwoordde ik. Nou ja, ik was er met mijn gedachten niet bij. Wat me dwarszat, was niet dat ze de Daily Sentinel las, nee. Wat me het meest dwarszat, was dat ik er zo van opkeek.
Ik bedoel, stel je voor, dan ken je iemand al zo lang. Dan maak je samen zoveel mee - en we hebben wat meegemaakt - en dan weet je met eens dat iemand zo af en toe graag de Daily Sentinel leest, alsof dat zo erg is. Zo zie je maar weer. Hoe weinig je weet, bedoel ik.
Toen ik thuiskwam liep ik een tijdje in de tuin rond. Ik zag dat de hortensia's moesten worden bijgesnoeid. Ik zag dat het bloembed er als een graf bij lag. Toen ging ik naar binnen en nam de hoorn van de haak. Maar het lukte me niet om het iemand van de vrienden of familie te vertellen. Ik belde de begrafenisonderneming en gaf alle informatie door. Ze stelden zich heel zakelijk maar tactvol op, beleefd. Ze hadden het over ‘het overschot’. Eileens overschot.
Nadat ik alles had doorgegeven, liep ik de keuken in. Ik knielde op de keukenvloer en zei een kort gebed, gewoon bij wijze van afscheid van Eileen, denk ik. Ik kon me nog steeds niet voorstellen dat ze er niet meer was. Daarna ging ik zitten zappen in de woonkamer, om te kijken of er nog nieuws was. Ik at de hele dag niets. Het ging met. Ik dronk wel veel water, maar bleef een droge mond en een warm gezicht houden. Ik vroeg me af wat ik zonder haar moest beginnen. De minister van Verkeer verscheen in beeld en zei dat het een vreselijk drama was en dat het optreden van de hulpdiensten werkelijk fantastisch was geweest. Allemaal leuk en aardig, maar niet fantastisch genoeg, als je het mij vraagt. Er zou een onderzoek worden ingesteld, zei hij, om ervoor te zorgen dat dit nooit meer zou gebeuren. Zijn gezicht beviel me niet.
Rond een uur of vier ging de telefoon. Het was Johnny. Of we langskwamen om de kleine te zien. Hij zei dat hij ons daarna weer zou thuisbrengen. De kleine had net zijn eerste woordje gezegd: ‘ezel’. Ik zei: Johnny jongen, ik heb verschrikkelijk nieuws. Over je moeder.
*
Ik ben gisteren helemaal tot aan het station gelopen, overal lagen kransen en bloemen, het wemelde van de agenten op het spoor, er stonden journalisten koffie uit thermosflessen te drinken en met hun voeten te
| |
| |
stampen om warm te blijven. Ze doen waarschijnlijk ook maar gewoon hun werk. De krantenman stond aan deze kant van de perronbrug met een zwarte rouwband om. Het is een donker gekleurde man, van ergens ver weg. Joe, heet hij. ‘Maltezer Joe,’ noemde Eileen hem altijd. Jim, je krijgt de groeten van Joe, zei ze altijd als ze thuiskwam van haar schoonmaakbaantje.
Hij zei: O meneer Guthrie, gecondoleerd met uw verlies, en hij schudde mijn hand. Ik bedankte hem. Hij zei dat mevrouw Guthrie een echte dame was, met haar Telegraph iedere ochtend, echt, iedere ochtend, jaar in jaar uit, zo triest. Dat is het hem nou net, Joe, zei ik, daar wilde ik het met je over hebben.
Hij krabde op zijn hoofd en zei dat ze zich vergist moesten hebben. Mevrouw Guthrie las nooit de Daily Sentinel, en hij kon het weten. Hij trok een bedenkelijk gezicht, legde een vinger tegen zijn oor en schudde zijn hoofd. Nee, nee, nee, ze moeten in de war zijn met iemand anders, meneer Guthrie, met een andere mevrouw. Zij was een Telegraph-lezer, zeker weten. Hij verzekerde me dat hij dit werk lang genoeg deed om met stelligheid te kunnen zeggen waar de voorkeuren van al zijn klanten lagen, en zij was absoluut een Telegraph-lezer, dat stond vast.
Ik ging naar huis en stofzuigde de voorkamer. Viv zei dat zij het wel zou doen maar ik zei: nee, jij bent al lief genoeg geweest en je hebt nu de kleine om voor te zorgen. Ik zag dat de kalender op de schoorsteen nog op de dag van het ongeluk stond, en daardoor raakte ik van slag. Ik merkte dat ik opeens in ons trouwalbum zat te bladeren. Wat je al niet doet. Vervolgens haalde ik mijn voeten van de salontafel zodat ze me niet zou betrappen als ze binnenkwam. Belachelijk, ik weet het.
Ik weet niet waarom, maar ik haalde me in mijn hoofd dat ze die ochtend misschien niet naar ons eigen station was gegaan, ook al zwoer Maltezer Joe van wel. Hij zei dat hij haar had gezien, maar ik bedoel, hij is oud, net als ik, en hij kan zich vergissen. Het zat hem in die Daily Sentinel. Die ochtend was anders dan anders, ik wist het zeker. Ik bestelde een taxi en reed naar de twee andere stations in de nabije omtrek. Johnny probeerde me tegen te houden. Hij zei dat het geen zin had, dat ik erdoor van streek zou raken, maar ik zei dat ik het gewoon móest weten. Toen bood hij aan me erheen te rijden, maar de taxi was al onderweg.
Op Hartfield Central was geen kiosk. En bij St John kwam de Daily Sentinel pas veel later op de dag binnen. Het stalletje hing vol voorpagina's
| |
| |
met schreeuwende koppen over het ongeluk, zelfs na drie dagen nog. ‘paniek op de 8.15,’ stond er op de ene. ‘de hel van de machinist’ stond er op een ander, ‘waarom?’ stond er op een derde, de Daily Sentinel; één enkel woord in grote, zwarte, hoekige letters. Waarom? Ik kocht hem en bekeek de foto's. Ik kreeg er een raar gevoel van in mijn buik.
Toen ik thuiskwam leegde ik de inhoud van haar handtas in een zwarte plastic tas en gaf alles aan Viv. Ze hadden me in het ziekenhuis namelijk haar handtas gegeven, nadat ze het bloed ervan af hadden gewassen. Ik wilde hem eerst bewaren, maar dat is natuurlijk onzin, wat heb je eraan. Ik gaf hem aan Viv, zodat zij hem weg kon gooien. Ik had er niet eens in gekeken. Ik kon het niet. Dat was een van die regeltjes die we hadden. Moeders handtas was haar privéterrein. Ik gooide de kleren die ze aan had gehad in de vuilnisbak en goot er benzine overheen. Op het plaatsje stak ik de hele boel in de fik. Daarna gingen Johnny en ik naar boven, naar de slaapkamer en haalden al haar jurken en spullen uit de kast. Sommige had ik in geen jaren gezien. Ik spreidde ze allemaal op het bed uit en begon ze te sorteren voor de man van de parochie. De kleine zat op de vloer te spelen en trok lippenstiften, sieradenkistjes en snuisterijen van de kaptafel. We lachten om zijn capriolen, Johnny en ik. Toen kwam Viv binnen en we omhelsden elkaar en sloegen onze armen om elkaar heen en zeiden dat alles weer goed zou komen, reken maar.
Maar toch liet het me niet los. Ik kon er die nacht niet van slapen. Daarvan niet, en van de kleine en ook niet van hoe ontzettend groot het bed leek. De muren in ons huis zijn van karton. Het is zo gehorig als wat. De volgende dag wachtte ik tot ze met hem waren gaan wandelen en belde Myrna, het kantoor van Eileens werk.
‘Oh Jim, Jim, Jim,’ zei ze, ‘wat kan ik zeggen?’
‘Dank je, Myrna,’ zei ik, ‘er valt weinig te zeggen.’
‘Ik weet niet, Jim, de dood, het overkomt altijd wie het 't minst verdienen.’
‘Ja, dat zeggen ze.’
‘Echt Jim, als ik ook maar iets kan doen om te helpen.’
Ik zei: ‘Nou, Myrna, toevallig is er wel iets.’
‘Wat dan?’
Ik zei: ‘Myrna, welke krant las ze? Weet jij dat?’
Ik hoorde het geratel van typemachines op de achtergrond. Ik hoorde iemand om een kop thee roepen.
| |
| |
‘Eh... Sorry, Jim?’ Ik zei: ‘Welke krant las Eileen? Elke dag. Ze nam vast wel een krant of iets mee naar kantoor.’ ‘Eh... ik weet het niet. Nu je het zegt, de Telegraph, Jim, ja, dat denk, hoezo? Is het belangrijk?’
‘Nou, ik wil even weten in welke krant ik de advertentie moet zetten, over de uitvaart en zo.’
‘O, sorry, Jim, Jezus, wat stom van me.’
‘Maar goed, de Telegraph dus?’
‘Jezus. Wat ben ik toch dom. Wacht even, Jim.’ Ik hoorde het geluid van hoe ze haar hand over de hoorn legde. Het viel me op dat het net zo klonk als het gedempte geluid van de zee in de verte als je een schelp tegen je oor houdt. Gek, waar je al niet aan denkt. ‘Jim? Daar ben ik weer. Ja. Kennelijk de Telegraph.’
‘Niet de Sentinel?’
‘Wat? Eileen die de Sentinel las? Nooit.’
‘Weet je het zeker?’
‘Ja, vrijwel.’
‘Want weet je, Myrna, toen ze haar vonden had ze een Daily Sentinel in haar hand.’
‘O mijn hemel,’ bleef ze maar zeggen. ‘Mijn hemel.’ Toen vroeg ze of ik het nog een beetje redde.
*
Ik stond naast het graf te kijken hoe ze Eileen in de grond lieten zakken. Verderop, achter het struikgewas, zag ik een man met een fototoestel. Johnny had hem gezegd dat hij hem tegen de vlakte zou slaan als hij nog dichter in de buurt kwam. Naast hem stonden er nog een paar, met notitieboekjes, te roken en te lachen onder elkaar. Roken, op een kerkhof nog wel.
Toen de aarde op de kist viel, voelde ik me als een lege huls.
Die avond werd er op de voordeur geklopt. Johnny kwam de keuken in en zei dat ik bezoek had. Het was Maltezer Joe. Ik vroeg Johnny hem mee naar de woonkamer te nemen.
‘Joe,’ zei ik, ‘niets aan de hand, hoop ik?’ Zijn gezicht was bleek en ongeschoren, erg bleek voor zo'n donker iemand, en hij hield zijn pet in zijn handen.
‘Meneer Guthrie,’ zei hij, ‘ik voel me verschrikkelijk.’ Hij begon te beven. Ik zei: ‘Rustig maar.’ Ik vroeg of hij soms iets wilde drinken. Hij
| |
| |
zei: ‘Meneer Guthrie, ik voel me zo ellendig. Ik moet u iets vertellen.’ Ik gebaarde naar de leunstoel en zei dat hij moest gaan zitten. Hij zag er heel angstig uit, als een klein jongetje.
Toen vertelde hij het. Hij zei: ‘Meneer Guthrie, ik moet u de waarheid vertellen. Ik word gekweld door een slecht geweten. Ik had die ochtend geen Daily Telegraphs meer en de trein van mevrouw Guthrie kwam net binnenrijden en ze zou hem gaan missen. Ik had me verrekend in het aantal Daily Telegraphs, ik weet niet, het is me nooit eerder overkomen, ik had niet goed geteld. Toen ze halverwege de perronbrug was kwam ze terug en zei dat ze geen zin had om zich te haasten en dat ze gewoon voor de verandering de Daily Sentinel zou nemen. Gewoon voor deze ene ochtend. Ik zei tegen haar: Maar mevrouw Guthrie, en uw trein dan, en ze zei dat ze op de volgende zou wachten. Joe, zei ze, ik heb mijn godganse leven lopen rennen, nou ga ik het eens een ochtend rustig aan doen en lekker de Daily Sentinel lezen, het kan me helemaal niks schelen. Maar als ze niet was teruggekomen voor de Daily Sentinel had ze nu nog geleefd, meneer Guthrie, ik voel me zo schuldig.’
Toen hij was uitgesproken, stond hij op om weg te gaan. Ik greep zijn hand vast en schudde hem. Daarna trok ik hem naar me toe en klopte hem op zijn rug. En dat was de eerste keer tijdens deze hele toestand dat ik moest huilen. Joe bracht zijn hand omhoog om mijn achterhoofd te strelen. Hij bleef maar zeggen hoe schuldig hij zich voelde.
‘Je hoeft je niet schuldig te voelen, Joe,’ zei ik tegen hem, ‘je hebt me gerustgesteld.’
Toen dronken we met zijn allen een kop thee en kletsten wat terwijl de kleine onvast door de kamer stapte. We doken een fles Scotch op en bleven laat op met zijn allen en zaten te lachen en ik voelde de last van mijn schouders glijden. En het enige wat eraan ontbrak, was Eileen. Ze was gek op zulke avonden, met veel gepraat en gelach, met de familie, ze hield enorm van gezelligheid. Daar moest ik later aan denken. Het was zo'n fijne vrouw, in alle opzichten.
Die nacht kon ik de slaap niet vatten, met alle geluiden van Johnny en Viv die door de muren drongen. Dus sloot ik mijn ogen en sprak een kort dankgebed uit, want ik voelde me zo gezegend en vereerd dat ik haar heb mogen kennen. Maar die muren zijn echt van karton. Dat moet gezegd. Je hoort werkelijk alles.
|
|