| |
| |
| |
Light Verse
| |
| |
Acht elftallen over Indiase wijsheid
Jaap van den Born
De Bhagavad Gītā XII, 1-5
Arjuna sprak: ‘Wie heeft de kennis Heer:
Die U bemint als Iemand Die Mij Kent
Of die Het Ongeuite Al vereren?’
Śrī Bhagavān sprak: ‘Persoonlijk; Transcendent:
Wie biddend met het hart zich concentreren
Staan trouwverbonden aan mijn rechterhand
Maar zelfs al dien je onbekende Heren
Mij onbekend, dan ben Ik nog coulant
Het gaat meer om de geest dan om de leer
Wie steeds beheerst zijn buur heeft liefgehad
Bereikt Mij ook, maar langs een ander pad’
| |
Bhagavad Gīta, Onbekende auteur ergens tussen de 5e en 2e eeuw v. Chr.
Het langste epos uit de wereldliteratuur (drie maal zo lang als de bijbel) is de Mahābhārata en behandelt alle aspecten van de Indiase cultuur, geschiedenis en filosofie in het verhaal over de strijd tussen twee takken van de familie Bhārata: de Kaurava's en de Pāndava's.
Het ‘Lied van de verhevene’ (de Bhagavad Gītā), het belangrijkste deel, is een gesprek tussen Arjuna, die zich afvraagt of het niet beter is zelf te sterven dan zijn familie en de vrienden te doden die hij bij zijn tegenstanders ziet, en zijn wagenmenner Krishna wiens antwoord (Dood ze maar, want ze zijn reeds lang door mij gedood; je doet niets anders dan gebeuren moet) een complete filosofie inhoudt over de vraag wat de beste manier van aanbidden is: de weg der kennis of de weg van de devotie.
Het meest fundamentele aan het ‘Lied van de verhevene’ is dat het niet expliciet een zienswijze steunt maar de nadruk legt op Krishna als de belichaming van universele tolerantie: ‘Hoe mensen ook nader tot mij komen, ik verwelkom ze, want het pad dat ze vanuit alle richtingen volgen, voert naar mij’.
| |
| |
| |
Wie weet?
Misschien is het en mísschien is het niet
Het is misschien en ook wel niet misschien
Misschien zijn er voor het totaal geen woorden
Misschien is het en zijn er bovendien
Geen woorden voor: wie, die het ooit aanhoorden?
Misschien zal het er wel totaal niet zijn
En kan het niet vertolkt met klankakkoorden
Het is misschien en misschien is het schijn
En onverwoordbaar als een ver verschiet
Het staat wél vast dat als ik niet meer eet
Ik er toch echt geweest ben als asceet
| |
Vardhamāna (ca. 540-467 v. Chr.)
Stichter van het jainisme: alle zienswijzen zijn een deel van de waarheid; als blinden een olifant betasten zal degene die de staart voelt verklaren dat hij op een touw lijkt; degene die de slurf voelt zegt dat hij op een slang lijkt; die met de poot meent dat hij op een boomstam lijkt, enz. Niettemin bestaat de olifant.
Verwierp de veda's en een Godsbestaan.
Centraal in zijn ethiek staat geweldloosheid (āhimsa); hij meende dat de gebonden zielen zich van het lichaam dienden te bevrijden door het strengst denkbare ascetisme en het zich onthouden van alle activiteiten die het doden van leven met een ziel met zich meebrengt, inclusief insecten en groenten.
Hongerde zich dood.
Het idee van āhimsa is door veel hindoes overgenomen; denk aan Gandhi.
| |
| |
| |
Allemaal voor niets
Ik kan er echt niet bij met mijn verstand
(En dat behelst niet enkel maar het brein
Maar ook fysieke en gevoels-aspecten)
Maar door het steeds met yoga bezig zijn
Bereik je wonderbaarlijke effecten
Door ferme zelftucht en een stalen wil
En is je geest dan één met de objecten
Dan liggen breinactiviteiten stil
En ben je nog één stap van Niemandsland
Pas dan komt er verlossing voor de geest
En blijkt het allemaal voor Niets geweest
| |
Patanjali (2e eeuw v. Chr.?)
Auteur van de Yoga Sūtra's die, als aanvulling van Kapila die via kennis verlossing wilde bereiken, een praktische manier bood door fysieke en geestelijke oefeningen. Deze dienden om de aandacht zo volledig te concentreren door lichaamshouding, ademhaling, zelftucht en meditatie dat alle intellectuele activiteit stopt. Dan is de achtste stap bereikt van het Achtvoudig Pad; de eenwording van de geest met het object van aandacht.
Zelfs dat moet daarna nog overstegen worden om het Zelf te ontwarren van het geestelijk/lichamelijk organisme en totale verlossing te bereiken: de scheiding van het bewuste Zelf (purusha) en de onbewuste natuur (praktiti).
| |
| |
| |
Regelgeving
In den beginne was het Woord? Welnee:
Het Woord dat kent geen aanvang en geen slot
‘Er is’ betekent steeds: ‘Er is geschreven’
Het Woord was niet bij God: het Woord is God
In Eeuwigheid met het Heelal verweven
Het Grote Werkwoord kende geen begin
Het rituele Woord bepaalt het leven
De zin van het bestaan is dus de zin
Elk woord draagt het mysterie met zich mee
Het universum is voor mij een open boek:
Ik breng mijn tijd alleen met regels zoek
| |
Jaimini (ca. 400 v. Chr.)
Aanhanger van de activistische filosofie Mīmāmsā die in plaats van bezinning het handelen (dharma: ‘plicht’ of ‘juist handelen’) als de eerste werkelijkheid ziet en nauw verbonden is met de Brahmanen. Regels en rituelen staan voorop: uitspraken van de heilige boeken (de veda's) hierover zijn primair en absoluut gezaghebbend; zij zijn de volmaakte en onbetwistbare waarheid. De klank van de woorden, de betekenis en het effect op wie ze hoort zijn voor eeuwig met elkaar verbonden.
Elk woord heeft betekenis en elke letter, ook als geluid; als we die niet begrijpen komt dat door onze onvolkomenheid. Het werkwoord is het hoofddeel van de zin, het belangrijkste deel de optativus die aanspoort tot actie, zoals het uitvoeren van een ritueel of offer.
De lexiconistische filosofie (Nairukta) ging nog verder: het ātman (de enige werkelijkheid, de grote stilte, de diepte, het Al) werd hier gezien als een eeuwige activiteit: het Grote Werkwoord in de zin of het boek van het universum.
| |
| |
| |
Leeg
Het universum om ons heen bestaat
Zoals de vierkantswortel uit -1
Het is er niet, al valt er mee te werken
U ziet dus niets dan leegte om u heen
Al denkt uw geest ook heel wat op te merken
Maar het concept van geest is ook al leeg
Slechts hij die zijn niet-zijn zo kan beperken
Nooit zag, dacht, hoorde, voelde en steeds zweeg
Begrijpt waar het in wezen over gaat
De ware kennis is dus kort gezegd
Slechts voor de ware leeghoofd weggelegd
| |
Nāgārjuna (ca. 150-250)
Schrijver van de Verzen van het fundamentele middenpad en de Weerlegging van Bezwaren. Nam afstand van het Kleine Voertuigboeddhisme, dat te elitair was en wilde het volk via het Grote Voertuig het boedhisme invoeren. Stichter van de School van het Middenpad (de middenweg tussen totale bevestiging en ontkenning).
Het sleutelbegrip is leegte: het brahman, het Zelf en de Natuur kennen geen zelfbestaan, maar zijn leeg. Onder het web van de ‘afhankelijke oorsprong’ van oorzaak en effect bestaat slechts leegte. Ook de leer van Boeddha is slechts leegte.
Er is geen verschil tussen het cyclische bestaan (samsāra) en nirvāna. Door deze leegte wordt het bestaan van alles ontkend en daardoor het nirvāna bevestigd: de leegte is de hogere waarheid van Boeddha.
Boeddha onderwees twee waarheden: een lagere uit compassie, om ons op het ware pad te brengen naar de ultieme waarheid, waar die lagere geen betekenis meer heeft.
Het is juist de leegte die dingen mogelijk maakt: een reëel, eeuwig en volmaakt universum staat geen verandering toe. Dus kent het geen zelfbestaan en slechts een voorwaardelijke werkelijkheid waardoor verandering mogelijk is.
Afijn, u moet Hume nog maar eens lezen; als u maar beseft dat u dat alleen maar kunt doen omdat er niets is.
| |
| |
| |
Voorbeschikking
Miljoenen zielen zijn hier afgedaald
Elkeen als een apart individu
En allen zijn geborgen in Gods handen
We leven allen in het hier en nu
Maar zullen strakjes in de grond belanden
Ja, onafwendbaar is ons aller lot
De een gaat naar de hel en moet daar branden
De ander is voor eeuwig één met God
En dat is van de aanvang zo bepaald
U denkt nu vast verbaasd als u dit leest:
‘Hé, is Calvijn in India geweest?’
| |
Madhva (1197-1276)
Madhva predikte het dualisme: de Dvaita Vedānta en werd door sommigen gezien als een goddelijke incarnatie die het kwaad van Shankaras leer kwam bestrijden. Zo zou hij over water gelopen hebben en een menigte gespijzigd hebben met brood en vis. Meer christelijke invloeden in zijn leer zijn merkbaar: God, het Zelf en de materiële wereld zijn echt, gescheiden en verschillend.
Alleen Vishnu is onafhankelijk en reëel; alle andere dingen zijn van hem afhankelijk voor hun bestaan. Vishnu is de directe oorzaak; de materiële oorzaak (de natuur of prakriti) is zijn gemalin Lakshmi en hun contact bezielt de schepping.
Zielen beginnen hun cyclus met een vooraf bepaalde karmische dispositie en uiteindelijk lot. Voor sommigen is dat eenwording met Vishnu in de hemel, voor anderen het vagevuur in de vorm van eeuwige wedergeboorte en voor weer anderen eeuwig lijden en verdoemenis.
| |
| |
| |
Eén pot nat
O zoekenden, o luister naar mijn stem!
Twee soorten kennis zijn er: wetenschap
(Die kan op zich ook wonderen verrichten)
Wat daar bedacht wordt dat is zeker knap
Maar wilt u naast het brein de ziel verlichten
Omdat je soms op levensvragen stuit
Dan kan alleen maar godsdienst mensen stichten
Wát je gelooft dat maakt niet zoveel uit
Want alle wegen leiden tóch naar Hem
Waarmee ik dus het spreekwoord wil bestrijden
Dat alle wegen slechts naar Rome leiden
| |
Vivekānanda (1863-1902)
Pas de laatste 250 jaar is het Indiase denken op grotere schaal in het Westen bekend geraakt met een stroomversnelling in de laatste 30 jaar en de swami's en avatars zijn momenteel niet van de lucht. Ook de Maitreya schijnt zich al onder ons gemengd te hebben.
De eerste was Swami Vivekānanda die het wereldparlement van de religies in Chicago in 1893 toesprak en de zaal in vervoering bracht met zijn simpele boodschap dat wetenschap en religie twee soorten van kennis vertegenwoordigen en dat alle religies in wezen één zijn.
De door hem opgerichte Ramakrishna- en Vedāntascholen floreren nog steeds, evenals de honderden organisaties die erop volgden, zodat gezegd kan worden dat hij geslaagd is in zijn formulering van een hindoeïsme dat aan een wereldwijde spirituele behoefte tegemoetkwam.
| |
| |
| |
Arbeidsvreugde
Met zweep en bullepees sla ik erop
Als straatagent verricht ik trouw mijn taak
Tot laat nog over al dat werk gebogen
Ik sla, en als ik sla dan sla ik raak!
Het is een klus, zo'n meute af te drogen
Secuur bewerk ik elke demonstrant
Ze zitten daar maar vreedzaam te betogen
Het is een ware plaag hier in dit land
Dankzij die kerel met die kale kop
Tevreden sluit ik 's avonds het gordijn
Een waar genot om hier sadist te zijn!
| |
Mohandas Gandhi (1869-1948)
Ontwikkelde een methode van geweldloos verzet: ‘het zich houden aan de waarheid’ (satyagraha). ‘Alleen Waarheid is eeuwig, al het andere is tijdelijk.’
Hij voegde het principe van geweldloosheid (āhimsa) toe aan de Advaita-filosofie en leerde dat Liefde, Waarheid en God onderling verwisselbare begrippen waren.
Het Utilitarisme (het grootste geluk voor het grootste aantal) verwierp hij en stelde hier ‘het welzijn van het al’ tegenover dat hij wilde verwezenlijken via kleinschalige economie.
Hij verzette zich tegen de welvaartsstaat en snelle industrialisatie omdat die ontmenselijkten en persoonlijke verantwoordelijkheid wegnamen.
|
|