De Tweede Ronde. Jaargang 27
(2006)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |
Steek na steek
| |
[pagina 102]
| |
verfraaide effen grondtint, maar voorzag ze van één enkele bloemenzee. Maar het echte werk is het tapisserieborduursel. Een Joegoslavisch collegaatje liet mij een catalogus zien waaruit je de borduurpatronen voor beroemde schilderijen kon bestellen, om ze in een jaar tijd tot een indrukwekkend borduurwerk om te toveren. Ik vond het enig. Het assortiment omvatte ook patronen voor kleinere werkjes zoals voetenbankjes- of kleerhangerovertrekken die als presentje hun betovering zelden misten. Van toen af aan deed ik niet meer aan avondjes voor de TV, zondagswandelingen, kruiswoordraadsels of zelfs ook maar bioscoopbezoek. Als ik thuiskom van mijn werk doe ik als een wervelwind het huishouden, zet mijn kant-en-klaarmaaltijd in de magnetron, trek in de vijf minuten opwarmtijd mijn kantoorkleren uit en een trainingspak aan en zet de radio aan. Ik verspil geen onnodige tijd met telefoontjes, winkelen, krantenlezen of familiebezoek. Sociale plichten jegens collega's of familieleden vervul ik met een jaarlijks kerstcadeau. Als zij dan geborduurde boekomslagen, schilderijtjes, boekenleggers, geurkussentjes of theemutsen krijgen kunnen ze nauwelijks geloven dat ik zoveel tijd in de vriendschap gestoken heb. ‘Hoeveel uren heb je daar wel niet op gezeten?’ vragen ze elke keer. Ik voer daar een boekhouding over. Al naar gelang de nabijheidsgraad in de familiestamboom respectievelijk de collegiale verbondenheid reken ik 20 tot 400 arbeidsuren. Dat maakt indruk. Ze beweren mijn gave niet te kunnen aannemen of er niets tegenover te kunnen stellen en laten me beloven dat ik me het volgend jaar niet zo uitsloof. Dan glimlach ik terloops en zeg: ‘We zullen zien!’ Misschien zou ik nooit zo'n liefde voor handwerken ontwikkeld hebben als ik niet op mijn zeventiende, toen mijn leeftijdgenoten 's zomers gingen zwemmen en 's winters dansen, hepatitis gekregen had. Ik moest mezelf ontzien, thuis blijven en veel uitrusten. Het zou vast heel saai zijn geworden als ik niet bij toeval in mijn moeders naaimandje een onvoltooid borduurwerk had gevonden. Zij was lichtelijk verbaasd dat ik belangstelling voor een dergelijke geduldoefening toonde, maar onderwees me er toch afdoende in, zodat mijn eerste exemplaar aardig lukte. Overigens bleef ik ook na mijn genezing snel uit het lood geslagen, wat men noemt een scharminkel, nauwelijks tegen belasting of | |
[pagina 103]
| |
spanningen bestand en moeilijk in de omgang met andere mensen. Met weinig enthousiasme, maar plichtsgetrouw maakte ik me het boekhouden eigen. Op boekhoudgebied kan men zich voor de volle honderd procent op mij verlaten - mijn baas gaat er prat op. Bovendien weten mijn collega's dat ze mijn behoefte aan rust en alleenzijn te respecteren hebben. Zonder steekhoudende reden en al helemaal niet zonder duidelijk aankloppen komt niemand mijn kamer in. Men vindt het in stilte zielig voor mij dat ik geen familie heb - maar ik mis niets, of je het nu gelooft of niet. Integendeel, het zou uitermate storend zijn voor mijn vrije avond als ik van mijn eigenlijke roeping afgehouden zou worden. Inmiddels heb ik mijn eerste schilderijen - paarden-, poezen- en alpenbloemmotieven - opgeborgen; behalve in het geval dat ik een decoratief doch nuttig geschenkje produceer houd ik me hoofdzakelijk met kunstklassiekers bezig. In mijn woonkamer hangen een geborduurde Rembrandt, een Lucas Cranach, een Michelangelo, in de slaapkamer Madonna's uit vier eeuwen en in de keuken Franse impressionisten, om er maar een paar te noemen. Helaas heb ik bij lange na geen plaats genoeg om al mijn dromen in daden om te zetten. Hoe prachtig zou het bijvoorbeeld zijn om Picasso's Kind met duif boven mijn eettafel te hangen - maar daar prijken reeds Murillo's Druiveneters en van Gogh's Zonnebloemen. Bij de geniale Nederlander is het me trouwens voor de eerste keer gelukt om mijn eigen favoriete uitvinding te realiseren, namelijk het verbeteren van de oorspronkelijke kleuren. Goudgele zonnebloemen kent iedereen, net als bruinig uitgebloeide. Maar blauwe zijn absoluut ongewoon, en het schilderij is er door mijn idee oneindig veel beter op geworden. Intussen heb ik mijn truc al meermaals toegepast en daardoor heel nieuwe en verbluffende effecten bereikt. Wil je wel geloven dat ik dagenlang teleurgesteld ben geweest toen ik Franz Marc's rode paarden ontdekte? Die knakker had precies dezelfde inval gehad als ik, maar dan eerder. Eigenlijk heb ik een grotere woning nodig, maar dat is helaas ook een financieel probleem. Ik speel met de gedachte er een garage bij te huren, ook al beschik ik over rijbewijs noch auto. Maar het heeft natuurlijk iets spectaculairs om vier blinde witte muren met klassieke schilderijen in een museumpje te veranderen. Tot nu toe ben ik op mijn speurtocht helaas nog geen garage tegengekomen | |
[pagina 104]
| |
die aan mijn specifieke eisen voldoet.
Maar op een dag ondervond mijn gelijkmatige levensritme een gevoelige storing. Op een zaterdagmorgen viel ik in de supermarkt flauw. Het was heet en ik had haast toen het me plotseling zwart voor ogen werd. Pas in de ambulance kwam ik bij. Mijn huisarts, die ik al lang niet meer bezocht had, kon behalve een lage bloeddruk niets zorgwekkends vaststellen, maar hij liet me een minutieuze opsomming van mijn dagindeling maken. Daarbij viel het mij zelf voor de eerste keer op, dat ik bijna al mijn tijd zittend doorbreng. Het is maar een paar stappen van mijn huis naar de bushalte, en de bushalte is precies even dicht bij mijn kantoor. De dokter raadde mij een Kneipp-kuur aan. In Bad Wörishofen leefde ik uitsluitend voor mijn gezondheid; ik had - het klinkt bijna masochistisch - borduurraam noch naald en draad meegenomen. De dag begon al in bed met een heet kompres op mijn gespannen nek. Nog voor het ontbijt moest ik watertrappelen, moest me vervolgens laten masseren en ik moest er tweemaal daags uit voor een wandeling. Voor de eerste keer in mijn leven ontwikkelde ik een gezonde eetlust, zodat ik 's middags regelmatig mijn toevlucht tot een café zocht. Het culturele aanbod liet ik links liggen; ik was hier niet om naar concerten en lezingen te luisteren. Bovendien had ik mijn radio en koptelefoon meegenomen, want voor mijn innerlijke evenwicht is ieder uur radionieuws dringend vereist. Na drie plichtsgetrouwe dagen ging er een vreemde bij mij aan tafel zitten in het overvolle café. Tot dan toe had ik zo veel mogelijk vermeden klagende ziekenfondspatiënten te leren kennen en gedroeg me eenkennig. Maar de dame in kwestie was met haar montere gebabbel niet gemakkelijk uit het veld te slaan en kwam voor de volgende dag een gemeenschappelijk uitje overeen. We bezichtigden een valkerij. Met verbazing stelde ik vast dat het bijna plezierig was om met z'n tweeën iets te ondernemen. Vanaf die keer heb ik nooit meer alleen door de natuur gesjouwd. Zoals gezegd heb ik mijn eigen familie nooit gemist. Maar een vriendin heb ik op sommige momenten toch wel willen hebben. Ik was in dat opzicht overvoorzichtig en bekeek Gunda Mortensen met terughoudende zorgvuldigheid. Als je éénmaal iemand getu- | |
[pagina 105]
| |
toyeerd hebt is dat moeilijk terug te draaien, geschiedenissen of ontboezemingen uit onze jeugd of ons privéleven zijn niet meer van ons als we ze in alle vertrouwen van ons af gekletst hebben. Maar mevrouw Mortensen had zelf een hoop te vertellen, het viel haar niet bijzonder op dat ik slechts vriendelijke en begripvolle korte commentaren gaf en mijzelf en mijn eigen wereld er volledig buiten hield. Ook over mijn grote liefde voor de kunst liet ik geen woord los. Drie weken zijn gauw voorbij. Het afscheid viel me niet licht, hoewel ik me anderzijds ook verschrikkelijk op mijn thuis en mijn lievelingsbezigheid verheugde. Ik voelde me fit en vol scheppingskracht. Gunda wilde mij schrijven; ze woonde niet al te ver bij mij vandaan, misschien zou het zelfs ooit tot een bezoekje komen. Ik zag ernaar uit, maar wilde niet opdringerig overkomen met een rechtstreekse uitnodiging. Het dagelijkse leven nam mij weer volledig in beslag toen ik op een dag een uitdagende brief van mijn vriendin uit Wörishof ontving. Ze schreef voornamelijk over zichzelf, over haar leven als weduwe, over haar kinderen en haar schattige eerste kleinkind. Het was een mij onbekende wereld, hoewel mijn collega's verhalen van gelijke strekking te vertellen hadden. Na een uitgekiende termijn heb ik teruggeschreven en nieuwe post afgewacht. Al in haar volgende schrijven werd een bezoek aangekondigd, dat mij van grote opwinding vervulde. Het klinkt waarschijnlijk vreemd, maar behalve mijn moeder zaliger is er nog nooit iemand bij mij thuis op bezoek geweest. Ik had daar trouwens ook nooit een levende ziel toe aangespoord. Met drie weken te gaan tot het bezoek kon ik er in alle rust mijn gedachten over laten gaan hoe je een gast ontvangt, wat ik in huis moest halen en of ik een hotelkamer moest reserveren. Daarnaast wilde ik Gunda Mortensen een kleine attentie overhandigen - natuurlijk geen geborduurd schilderij, waaraan ik minstens 200 uur gewerkt zou hebben. Ik wist maar al te goed dat het fijngevoelige naturen in verlegenheid bracht als ik al te veel tijd in het vervaardigen van een kleine verrassing gestoken had. Ik besloot tot een sierlijke zwartzijden beurs met een geborduurd biedermeierachtig vergeetmijnietenkransje. Het motief had ik zelf ontworpen en het werd tot een klein meesterwerk. | |
[pagina 106]
| |
Koken heb ik nooit geleerd, taart bakken al evenmin. Maar ik ontzag mij niet om mij met de taxi naar de beste banketbakker te laten brengen om zes verschillende stukken gebak en taart te kopen, voor iedere smaak iets - yoghurt-roomgebak met fruit, Frankfurter tulband, chocolade- en appeltaart. Ik dekte de tafel met een zelfgeborduurd tafellaken (andere heb ik niet), dat ik tot dat moment nog nooit gebruikt had. Het behoort nog tot mijn vroege bloemenperiode. Roze appelbloesem op een dennengroen fond, zachtgroene blaadjes en snoezige bijtjes maken van de gedekte koffietafel een oogstrelend, lentefris geheel. Gunda kwam stipt op tijd. Bij de voordeur reikte ze mij stralend, verwachtingsvol bijna, de hand. De hal is een beetje donker, mijn werken komen daar nauwelijks tot hun recht - ik kon uiteraard nog geen enthousiasme harerzijds verwachten. Nadat ze haar jas uitgedaan had leidde ik haar naar de woonkamer en bleef eerst midden in de ruimte staan, zodat ze rustig de vele schilderijen op zich kon laten inwerken. Gunda liet haar blik door de kamer dwalen, maar zei voorlopig niets. Pas toen ik haar koffie inschonk kwam de verbluffende vraag: ‘Zijn deze borduurwerken allemaal van wijlen mevrouw uw moeder?’ Ik gaf geen antwoord, maar schoof mijn mooi ingepakte cadeautje op haar bord. Meteen pakte ze het uit, godzijdank met sympathiek-kinderlijke nieuwsgierigheid. Zoals gezegd, mijn fraai bestikte beursje was een waar sieraad. En als je goed naar het bloemenkransje keek kon je in het midden Gunda's gouden monogram ontwaren. Ze staarde erop neer, nam haar bril uit haar handtas en vergewiste zich ervan dat er inderdaad haar initialen GM te lezen waren. Ongelovig keek ze mij aan. ‘Heeft u dat soms zelf geborduurd, meneer Meyer?’ vroeg ze toonloos. Ik knikte gelukzalig, en begrijp nog steeds niet waarom ze al na tien minuten opbrak en nooit meer iets van zich heeft laten horen. |
|