| |
| |
| |
Vier gedichten
Kees Jiskoot
Interview in de bajes
Van onze correspondent Jacques Verblomme
‘Verkrachten deed ik vroeger wel in stegen,
maar man, wat is een steeg nog in dit land?
Verlicht, als stond De Bijenkorf in brand,
door straatlantarenpalen allerwegen.
Geef mij dan maar een park, wat afgelegen,
een donker bos, een stille waterkant.
Dáár heb ik er verkracht en aangerand!
Slechts weinigen verzetten zich ertegen.
Een deel is veel voor wie geen deel verwacht.
Het mijne houd ik doorgaans kuis verborgen
tot het zich, plots, toont in zijn hoge staat.
Dit heb ik bij mijzelven overdacht,
Verblomme, op een miezerige morgen
domweg betrapt, in Goor, op heterdaad.’
| |
Stadswacht in Amsterdam
Straatinterview
‘Al legt geen hoer de loper uit,
je legt geen hoerenloper uit,
een kenner, wáár genot te vinden.
Elk uitstel haalt de loop eruit:
puilt in zijn broek de loper uit,
dan dient hij snel een slot te vinden.’
| |
| |
| |
Sweet seventy
An artist
Bezong men vroeger herderinnen
in berg en dal, in stal of wei,
thans valt een bard op de godinnen
van supermarkt of bakkerij,
al zijn die minder in te spinnen
met wervend lied of zoet gevlei
dan Chloë - hen voor míj te winnen
is er al helemaal niet bij:
een hangbuik, pruik, drie onderkinnen
en rimpelvel mismaken mij.
Wie zou zo'n bouwval ooit beminnen?
Een ouwe tang misschien, niet zij.
Maar knar of nietje hebt je zinnen,
en die bevredigen wil jij;
de zee staat hol en hoog vanbinnen
bij, uiterlijk bezien, dood tij.
Al kan ik niets met ze beginnen,
laat staan iets doen, de kunst is vrij:
ik laat ze vlinderen op linnen
of wulpse walsjes doen in klei.
| |
| |
| |
Uit onze bejaardensoos
Elegie
Meedogend, zeer betrokken,
van een der oudste sokken,
‘Mij lief was elke zonde,
maar wellust nog het meest;
Maar ach, wat vroeger bloeide
hangt thans verflenst terneer,
mij rest slechts een vermoeide
vergeefs roep ik: Te wapen!
Trots kilo's dirty pictures,
voor goudgeld aan elixers -,
niets roert zich in mijn kruis.
die iets voor mij kan doen...’
| |
| |
Hij zwijgt. En ik zwijg mede,
verplet door zijn verdriet;
vertroost hem, Don Juans!
der zwakken Stut, zijn lans!
|
|