De Tweede Ronde. Jaargang 26



[pagina 52]
Aldus Epicurus Job Degenaar Van Samos kwam ik, groentje, in Athene dat nog vonkte in m'n ouders' ogen Aristippus las ik op lange avonden wiens gelijk ik stiekem benijdde geluk was een vrouwenhand die in de warme schaduw je gezicht streelt in mijn Tuin kon het bestaan omdat niemand ernaar zocht Zoals zonlicht over een bergwei valt kwam Luxuria tot ons, we schonken onze zinnen uit, lepelden uit dadels 't zoete leven en onder cypressen entten we ons in met liefde, muziek en letteren om hun weelde te weerstaan nooit minachtten we het aardse leven zoals Plato en de Stoïcijnen Toen politiek de geesten van anderen drogeerde, die bloedig hun eer bevochten keerden we ons af, ook van de goden die hof hielden in het lege blauw te druk met zichzelf en elkaar als dartele vissen leefden we uit de verderfelijke fuiken bevrijd van macht, religie, eeuwigheid