De Tweede Ronde. Jaargang 26(2005)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] Vier gedichten Jaap van den Born Toorn I Het woordje ‘toorn’ verliet de woordenschat Mét het verdwijnen van de bakkebaard En van de borstelige wenkbrauwbogen Want zonder dat bleek toorn geen stuiver waard Probeer het maar: kijk toornig uit de ogen Bijvoorbeeld naar een jongeling op straat Die uit zich dan waarschijnlijk naar vermogen Dat blijkt doordat hij u dan heel hard slaat Wat ingeleid wordt met een ‘Had je wat?’ En desgevraagd geeft hij als commentaar ‘Ik sloeg die goser want hij keek zo raar’ [pagina 55] [p. 55] Toorn II Verslindend, brullend, briesend en gehoornd: Woest ging de duivel vroeger in het rond En ook de mens wist zich nog op te winden Nu heb je nog alleen de mopperkont De grommelpot die steeds maar in moet binden Wie is nog furieus geëchauffeerd? Waar kun je de cholericus nog vinden Die hellig raast, vergramd geacharneerd? Die kolderend en dithyrambisch toornt? Ja, wóedend zijn we nog steeds tot en met Met buttons en een leukgekleurde pet Ollekebolleke Teringkoleretroep! Galbakkenpokkepest! Krijg toch de Hoefkankerkeelkankerkrop! Godgodverdommese Godsodegloeiende Hartkankertyfuszooi! Zo, dat lucht op Kwatrijn De Viking dronk zijn bieren uit een hoorn Dat leidde vaak tot woeste taferelen De Groningers die smeren ook hun kelen En dat leidt soms tot de martinitoorn Vorige Volgende