De Tweede Ronde. Jaargang 25(2004)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] Twee gedichten Jan Eijkelboom Aet. 77 Kan het wel deugen deze verheugenis om wat er is, niet in het Eden van weleer maar in het heden van dit uur en dan ook nog eens geen oog voor onheil dat zijn tijd verbeidt. Als ik loop denken mijn benen alleen maar aan lopen, mijn longen aan het aangename van ademhalen, oorlogen en pestilentiën nu even daargelaten. Misschien omdat er aan gram al veel uit mij is weggesneden ga ik als nieuw over straat in de stad die mij toekomt. Straks geef ik nog kraaiend de geest. [pagina 35] [p. 35] Te lui om ooit nog op te staan Te lui om ooit nog op te staan prees ik de balkjes van haar zoldering, de spiegelende bol die daarvan afhing, vervolgens de vergulde lijst die haar spiegel en zijzelf daarin omving. Kijk nou eindelijk eens beter zei zij. Die lijst is niet verguld maar van blank hout. Je maakt weer alles mooier dan het is. Toen roemde ik maar de bittere geur van haar okselhaar, de moedervlek die zij zelf niet kon zien, de onwelluidende kreet ten slotte waaraan zij zich zojuist te buiten ging. Vorige Volgende