De Tweede Ronde. Jaargang 23(2002)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] Vier gedichten Cécile Evers Zomer mildred anne butler r.w.s. (1858-1941) a lady sketching in a glade als soms een ongewone zon de aarde splijt, de witte uren nauwelijks te verdragen zijn de dagen tot lichtgewicht vervallen het zachte schilderen met woorden kan pas herbeginnen met pastelkleurige lippen onder een parasol van kant in de grijsgroene schemer bij een geraakt geweten het trage klepperen van duivenvleugels vertoont het gelijk: het witgloeiend geluk op de vlucht, is eerst dan binnen handbereik [pagina 36] [p. 36] Groninger Museum wij spraken over de sprookjesvertellende poef al wisten we dat de schatkamertoren van goud van tevoren geel was geverfd door lakeien met zuinige monden maar geen durfde op de stoel van proust te gaan zitten waarop men plaatsnemen kan om te oordelen over de diepte der oppervlakken, de uitkomst van de strijd op leven en dood met de buitenste lijnen, de naar binnen gekeerde kracht van het black design, de lots of dots en de trap die naar onderen leidt wij riepen alleen: alessandro, speel met ons, speel met ons nu moeten wij uit metalen wegwerpbekers zijn naar wreedheid zwemende schoonheidsdrank drinken, dit koudmakend mengsel van doodsdrift en angst met een snuifje verwachting in het paesaggio casalingo wie leidt ons uit het speelhol van de kaartenkoning, wie maakt ons los van het huis van mendini? da dove venire dove andare rammel niet langer aan deurknoppen vrijheid de koffer voor de laatste reis is uitgepakt [pagina 37] [p. 37] Requiem geluiden schilderen, passend bij het onbesproken gedrag van wit linnen, ze in het platte vlak plaatsen tegen het geruststellend grijs van de vaste vertellershouding, ze onderbrengen in dit leven of een ander de juiste toon treffen, klanken veranderen in de ambrine tinten van schoolplaten, ze in het licht zetten van vroeger glas, traag vloeiend, nauwelijks merkbaar bewegend hoor het kinderkoor met hem als dirigent moeiteloos hanteert hij de toverstok, over zijn lessenaar heen blaast hij de dochters van roemer visscher adem in al verroert de vis in sloot en plas geen vin onder zijn stolp van door de tijd verglaasd water ook hij raakt niet meer van de kaart die zijn reisdrift verraadt, zijn verhaal is verstild tot portret, voorgoed rust zijn mond in de aangietkleur van het vers [pagina 38] [p. 38] Liedje van verlangen in de groene salon vol van zomer waar zij lang had gewalst met de dode wiens haar de spaanse griep had doorstaan zat zij niet langer op rozen noch schonk zij klare wijn in geslepen, peerkleurige glazen zij vertrok - heel alleen liep ze over de heuvel van zelfrijzend bakmeel lepelblad viel haar uit de vingers huislook verpulverde onder haar voeten hoe beleefd ook het poetskatoen boog om haar te begroeten ik zag haar gaan tot zij verdween in de donkere mond van het monster in de buik van het lange duister haar blik haast ondraaglijk helder van een wit dat het vlees doet verschroeien, het gerecht in de oven verbrandt ik, weerloos achtergebleven, heb de aangeslagen avond gevraagd, het in de was gezette, volvette donker, mij met walnotenbruin te beschutten nu haar terugkomst steeds schijnt vertraagd Vorige Volgende