De Tweede Ronde. Jaargang 22
(2001)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 79]
| |
Fragment uit ‘De Strijd tussen Heer Carnaval en Vrouwe Vasten’Ga naar voetnoot*
| |
Juan Ruiz, Arcipreste de HitaComo es Don Carnal
muy rico enperador
y tiene por todo el mundo
poder como señor,
aves e animalias,
por el su grand amor,
vinieron muy omildes,
pero an grand temor.
Estava Don Carnal
ricamente assentado
a messa mucho farta,
en un rico estrado;
d'esas muchas vïandas
era bien abastado;
delante sí juglares
como omne muy onrado.
Estava delante d'él
su alférez homil,
el inojo fincado,
en la mano el barril:
tañía a menudo
con él el añafil;
parlava mucho el vino,
de todos alguaçil.
| |
[pagina 80]
| |
[Vervolg Nederlands]Toen, lang na 't avondmaal,
de nacht begon te vallen
had elk de ransel vol
- ze stonden haast op knallen -
om de gestrenge vrouwe
straks aan te kunnen vallen,
zo gingen ze te laat
naar bed toe met z'n allen.
Die nacht waren de hanen
zo dodelijk bevreesd,
geen oog deden ze dicht,
ze gaven haast de geest;
geen wonder, want hun vrouwen
die waren er geweest;
het naderend lawaai
benauwde hen het meest.
Toen kwam om middernacht
opeens de ommekeer,
‘Gij zult,’ sprak Vrouwe Vasten,
‘mij wel bewaren, Heer!’
de hanen fladderden
en gingen luid tekeer;
en op Heer Carnaval
kwam deze rampspoed neer.
Gevuld had zich de man,
ten voorbeeld aan zijn gasten,
met meer gebraad en wijn
dan in zijn lichaam pasten;
van overdaad en slaap
ervoer hij nu de lasten,
want in zijn hele kamp
weerklonk de kreet: ‘Voor Vasten!’
| |
[Vervolg Spaans]Desque vino la noche,
mucho después de la çena,
que tenia cada uno
ya la talega llena
para entrar en fazienda
con la dueña serena,
adormiéronse todos
después de la ora buena.
Essa noche los gallos
con grand miedo estovieron,
velaron con espanto,
nin punto non dormieron;
non avia maravilla,
que sus mugeres perdieron;
por ende se alboroçaron,
del roído que oyeron.
Faza la medianoche,
en medio de las salas,
vino Doña Quaresma,
diz: ‘Señor, tú me valas!’;
dieron bozes los gallos,
batiendo de las alas,
fueron a Don Carnal
aquestas nuevas malas.
Como avía el buen omne
sobramucho comido,
con la mucha vïanda
mucho vino bevido,
estava apesgado
e estava adormido;
por todo el su real
entró el apellido.
| |
[pagina 81]
| |
[Vervolg Nederlands]Slaapdronken trokken allen
naar 't slagveld en daarna
formeerde men de linies,
men zei geen boe of bah;
het leger van de zee
schudde met veel poeha
de wapenen en brulde
ten aanval luidkeels: ‘Jaaa!’
De eerste die tot Carnaval
had weten door te breken
dat was de blanke prei:
door zijn venijnig steken
deed hij veel slijm opgeven;
dat was het grote teken
voor Vasten, dat de strijd
al bijna was bekeken.
Sardientje schoot te hulp
en deed de vijand schrikken
toen hij een kip verwondde,
nog wel een hele dikke:
hij hieuw haar snavel af
en deed haar spoedig stikken;
Heer Carnaval zijn helm
spleet hij in enkele tikken.
De haaien kwamen aan
en drongen zich naar voren,
door inktvis en makreel
werd flankdekking beschoren;
men zat in de puree
tot over beide oren:
en elke hoofdman had
veel manschappen verloren.
| |
[Vervolg Spaans]Todos amodorridos
fueron a la pelea,
pusieron las sus azes,
ninguno non pletea;
la conpaña del mar
las sus armas menea:
viniéronse a ferir
deziendo todos: ‘¡Ea!’
El primero de todos
que ferió a Don Carnal,
fue el puerro cuellealvo
e feriólo muy mal;
fizole escopir flema:
esto fue grand señal;
Tovo Doña Quaresma
que era suyo el real.
Vino luego en ayuda
la salada sardina,
firió muy reziamente
a la gruesa gallina:
atravesósle en el pico,
afogóla aína;
después a Don Carnal
falsól la capellina.
Vinién las grandes mielgas
en esta delantera,
los verdeles e xibias
guardan la costanera;
buelta es la pelea
de muy mala manera:
cayé de cada cabo
mucha buena mollera.
| |
[pagina 82]
| |
[Vervolg Nederlands]Valenciaanse aal,
niet voor één gat te vangen,
gepekeld en arglistig,
trok op in alle rangen,
Heer Carnaval werd flink
geslagen door die slangen;
Forellen uit de Alberche
bewerkten hard zijn wangen.
Tonijn ging wild tekeer
en alles liep gesmeerd,
hij had Heer Spek reeds zwaar
met scheldwoorden onteerd;
had hij voor Vrouwe Rookvlees
zijn vaantje niet gekeerd,
dan had hij van Heer Spek
het hart geperforeerd.
Hondshaaien uit Bayona,
zo stond op hun blazoenen,
vermoordden de patrijzen,
castreerden de kapoenen;
uit de Henares kwamen
garnalenlegioenen
tot de Guadalquivir
stonden hun garnizoenen.
Met wilde eenden traden
barbelen in het perk;
de wijting riep het varken:
‘Waar ben je, vieze vlerk?
Kom bij me als je durft,
ik houd niet van half werk;
of vlucht in de moskee,
bid niet in onze kerk.’
| |
[Vervolg Spaans]De parte de Valençia
venían las anguillas,
salpresas e trechadas,
a grandes manadillas,
davan a Don Carnal
por medio de las costillas;
las truchas de Alverche
dávanle en las mexillas.
Ay andava el atún
como un bravo león,
fallós con Don Tozino,
díxol mucho baldón;
si non por Doña Çeçina,
que'l desvïó el pendón,
diérale a Don Lardón
por medio del coraçon.
De parte de Bayona
venién muchos caçones,
mataron las perdizes,
castraron los capones;
del río de Henares
venian los camarones,
fasta en Guadalquivir
ponian sus tendejones.
Allí con los lavancos
lidian barvos e peçes;
diz la pixota al puerco:
‘¿Dó estás, que non paresces?
Si ante mí te paras,
darte he lo que meresçes;
çiérrate en la mesquita,
non vayas a las prezes.’
| |
[pagina 83]
| |
[Vervolg Nederlands]In deze chaos draaide
de hondshaai zijn figuren,
zijn wapen was zijn huid,
met fijne rasp-structuren,
flanken en benen kregen
het zeer zwaar te verduren
aanhalig als een kat,
zo bleef hij langs hen schuren.
Ze kwamen uit de zee,
uit sloten en uit plassen,
in soorten en in maten
en van diverse rassen,
met schutters op de kruisboog,
met wapentuig van klasse;
de veldslag bij Alarcos
leek hierbij onvolwassen.
Hoogrode pantserkreeften
kwamen uit Santander,
ze hadden vele pijlen
en schoten scherp en ver;
Heer Carnaval moest boeten,
hoe taande nu zijn ster:
zijn heerlijke positie
werd nu wel zeer precair.
Toen werd er afgekondigd:
Dit wordt een jubeljaar.
En wie zijn ziel wou redden
die maakte geen bezwaar:
Dus alle zeebewoners
waren ten strijde klaar;
haringen, brasems kwamen
vanuit Bermeo daar.
| |
[Vervolg Spaans]Allí vino la lixa
en aquel desbarato,
trayá muy duro cuero
con mucho garavato,
a costados e a piernas
dávales negro rato:
ansí trava[va] d'ellos
como si fuese gato.
Recudieron del mar,
de piélagos e charcos.
conpañas muy estrañas
e de diversos marcos;
trayán armas muy fuertes e
ballesteros arcos:
más negra fue aquésta
que non la de Alarcos.
De Sant Ander vinieron
las bermejas langostas,
trayán muchas saetas
en sus aljavas postas,
fazian a Don Carnal
pagar todas las costas:
las plazas que eran anchas
fazíansele angostas.
Fecho era el pregón
del año jubileo,
para salvar sus almas
avian todos desseo:
quantos son en la mar
venían al torneo;
arenques e vesugos
vinieron de Bermeo.
| |
[pagina 84]
| |
[Vervolg Nederlands]Het veelkoppige leger
dat roofde er op los,
men doodde en verminkte,
wie dik was werd de klos;
de engerlingen doodden
de duiven uit het bos,
en de dolfijn brak lachend
de tanden van de os.
De alvertjes, de elften,
de edele lamprei,
uit Alcantara en uit
Sevilla kwamen zij,
om Carnaval te pakken,
men liet hem niet meer vrij:
al maakte hij zijn riem los,
baat had hij daar niet bij.
De steur ging stoer op stap
en liep van kracht te blaken:
hij had een houten knots
en wist hem hard te raken,
hij sloeg de varkens dood
dat men het hoorde kraken
en liet, in Velinchón,
er pekelvlees van maken.
Geen adempauze liet
de octopus de pauwen,
zijn aandacht voor fazanten
leek ook niet te verflauwen,
hij wilde geitjes, hazen
tot stervens toe benauwen:
wie vele handen heeft,
heeft veel om vast te hou'en.
| |
[Vervolg Spaans]Andava y la utra
con muchos conbatientes,
feriendo e matando
de las carnosas gentes;
a las torcazas matan
las sabogas valientes,
el dolfin al buey viejo
derribóle los dientes.
Sávalos e albures
y la noble lanplea
de Sevilla e de Alcántara
venian a levar prea;
sus armas cada uno
en Don Carnal enplea:
non le valía nada
deçeñir la correa.
Bravo andava el tollo,
un duro villanchón:
tenian en la su mano
gran maça de un trechón,
dio en medio de la fruente
al puerco e al lechón,
mandó que los echasen
en sal de Villenchón.
El pulpo a los pavones
non les dava vagar,
nin aún a los faisanes
non dexava bolar,
a cabritos e a gamos
querialos afogar:
como tiene muchas manos,
con muchos puede lidiar.
| |
[pagina 85]
| |
[Vervolg Nederlands]De oesters liepen menig
konijn onder de voet;
de bikkelharde kreeften
hadden de haas ontmoet;
er vielen harde klappen,
men vocht er zo verwoed
dat de vallei zich vulde
met schubben en met bloed.
Daar kwam Graaf van Laredo,
de vers gerookte aal,
hij achtervolgde Carnaval,
maar die ging aan de haal,
al werd de confrontatie
hem nagenoeg fataal,
want niemand bood versterking
- waar zijn ze allemaal?
Dus met zijn laatste krachten
greep hij de laatste halm,
hij hief zijn vaan verbeten,
trok op tegen heer Zalm
uit Castro de Urdiales,
die hield niet van getalm
en stond hem op te wachten,
onaangedaan en kalm.
De strijd was hard en zwaar,
er werd veel pijn geleden;
heer Carnaval wist zelfs
nog krachtig op te treden,
maar toen kwam er een walvis,
die greep hem bij zijn leden
en smeet hem in het stof,
zo was de strijd gestreden.
| |
[Vervolg Spaans]Allí lidian las ostias
con todos los conejos;
con la liebre justavan
los ásperos cangrejos;
d'ella e d'ella parte
danse golpes sobejos:
de escamas e de sangre
van llenos los vallejos.
Allí lidia el conde
de Laredo muy fuerte,
congrio çeçial e fresco,
mandóle mala suerte,
a Don Camal seguiendo,
llegándol a la muerte:
estava mucho triste,
non falla qué l confuerte.
Tomó yaquanto esfuerço
e tendió su pendón,
ardiz e denonado,
fuese contra don Salmón;
de Castro de Urdiales
llegava esa saçón:
atendiól el fidalgo,
non le dixo de non.
Porfiaron grand pieça
e pasaron grand pena;
si a Carnal dexaran,
diérale mal estrena,
mas vino contra él
la gigante ballena:
abraçóse con él,
echólo en la arena.
| |
[pagina 86]
| |
[Vervolg Nederlands]De meeste kameraden
waren allang verdwenen,
veel waren er gedood,
veel namen er de benen;
toch bleef hij overeind
en ging niet zitten wenen
maar weerde zich zolang
zijn vuisten bruikbaar schenen.
Een handjevol getrouwen
vocht dapper met hem door,
al gingen ook de ever
en 't hert er nu vandoor;
de rest van 't vee verliet hem
nu als een meteoor:
Zij die hem niet verlieten
stelden maar weinig voor.
Nu restten hem het rookvlees
en speklap van het zwijn,
al dagenlang bestorven,
zo geel als Magere Hein,
te vet om nog te vechten
zonder een goed vat wijn,
maar zonder hen zou hij
eenzaam en zielig zijn.
Het leger van de zee
ging onverdroten voort,
ze stormden af op Carnaval,
de paarden aangespoord,
de strijd was kort en eerlijk,
hij werd dus niet vermoord
maar met de zijnen weggevoerd,
gebonden met een koord.
| |
[Vervolg Spaans]Las más de sus conpañas
éranle ya fallesçidas:
muchas d'ellas murieron
e muchas eran foídas;
pero, ansi apeado,
fazia grandes acometidas,
defendióse quanto pudo
con manos enflaqueçidas.
Como estava ya
con muy pocas conpañas,
el javalín e el çiervo
fuyeron a las montañas;
todas las otras reses
fuéronle muy estrañas:
los que con él fincaron
non valian dos castañas.
Si non fuese la çeçina
con el grueso toçino,
que estava amarillo,
de días mortezino,
que non podia de gordo
lidiar sin el buen vino,
estava muy señero,
çercado e mesquino.
La mesnada del mar
fizose un tropel:
fincaron las espuelas,
dieron todos en él,
matar non lo quisieron,
ovieron duelo d'él:
a él e a los suyos
metieron en un cordel.
|
|