De Tweede Ronde. Jaargang 21(2000)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] De sluis Wim Reilingh Het schemerde nog toen ik bij dezelfde gracht aankwam en voor het eerst sinds een al half vergeten leven weer het ijzer van de zwarte balustrade onder mijn handen voelde. Net als toen versluierde het najaar de vervlochten toppen van de bomen en de huizen langs de kant, onaangerand gebleven sinds die oude sprookjesnacht. De nevel was nooit opgetrokken al die jaren en het water rook nog steeds naar haar We hadden langs een omweg deze sluis bereikt. Ik zocht nog uitstel in gedichten, want ik voelde me te herfstig voor haar vrouwelijkheid Tot ze me plotseling omhelsde, wankel van de wijn, naar onweerstaanbre diepten neergezogen, huiverig, verlangend naar een ander samenzijn. De fee in kant en tule van het feest verwelkte in het lege ochtendlicht; haar verte kwam nabij, haar koele pracht veranderde in hulpeloze dierbaarheid. De vlucht in zelfbehoud verloor daardoor zijn zin; ze was ineens van mij Van mij; een paar seconden, maar voorgoed, want deze dingen blijven ongedeerd. Ik nam haar hand en liep met haar de gracht langs, de benarde wellust tegemoet: mijn huis, het onvermijdelijke bed, het slapen en het ontwaken naast haar naakte lijf, het zure afscheid en haar eindigheid Vorige Volgende