De Tweede Ronde. Jaargang 21
(2000)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |
1
Je doet maar liever of het niet bestaat
Dat alle mensen naar twee-eenheid streven,
Wanneer je net de liefde hebt bedreven
Met een partij in ongehuwde staat.
Toch zul je gaan beseffen, vroeg of laat,
Wat ik je hier in rijmen weer zal geven:
Hoe Jaloezie en Liefde zijn verweven
Vanaf de kus, de eerste liefdesdaad.
Volg mij, in een aan ieder welbestede
Verkenning van hun kunstig weefpatroon,
Het magistraal wan mijn sonnettenkroon,
Want je herkent hun hecht aaneengesmede
Verbond niet. Vaak negeer je het gewoon,
Al weet je dat het komt, van lieverlede.
| |
[pagina 59]
| |
2
Al weet je dat het komt, van lieverlede,
En eigenlijk al bij de eerste zoen,
Wanneer de lust als sappige meloen
Over je tong je mond in komt gegleden:
Dat binnenkort de wet wordt overtreden
Van deugd en kuisheid, zeden en fatsoen.
Je bent al gauw hetzelfde aan het doen
Als wat de Oude Grieken vroeger deden.
Je bent verliefd. Alsof ík dat niet ken.
Heel je bestaan raakt in het ongerede
Door Paris, putto, Prins of gentleman,
Het wezen dat je giechelend ontkleedde.
Maar je vervolgt je wilde zoektocht, en
Laat na het pad der Liefde te betreden.
| |
3
‘Laat na het pad der Liefde te betreden!’
Verkondig je met opgeheven hand,
‘Hoe vaak zijn niet mijn pogingen verzand
In scheidingen en ongeregeldheden?
Er is in mijn bestaan geen plaats voor tweeden.
Ik duld geen ander, zelfs geen zielsverwant!
Ja, deze keer doe ik de eed gestand
Die ik heb afgelegd in het verleden.’
Zwijg, dwaas! Laat mij je helpen. Ik weet raad
Met deze trots, zo zeker uitgesproken.
Je medeminnaar heeft hem zó gebroken
Als jij zijn hartstocht lijdzaam ondergaat.
De Liefde is alleen nog niet ontloken
Omdat je niets wilt weten van het Kwaad.
| |
[pagina 60]
| |
4
Omdat je niets wilt weten van het Kwaad,
Dat meestal aan gelieven wordt berokkend,
Verzet je je, en pretendeer je mokkend
Nog beter af te zijn met celibaat.
Daar zit wat in: met grote regelmaat
Vertoont de Liefde zich als onaanlokkend;
Het is onkies, genant, ja, ronduit schokkend
Hoe veel en slecht erover wordt gepraat.
Maar laat jezelf geen ogenblik verleiden
Tot zelfverheerlijking of mensenhaat.
Een ander hoef je toch niet te benijden
Dat jij hem ziet als steun en toeverlaat?
Ben je soms bang voor iemand aan je zijde?
Eens zul je merken, dat het anders gaat.
| |
5
Eens zul je merken, dat het anders gaat.
Eens zul je je niet langer meer verzetten;
Geen hersenspinsel zal je nog beletten
Gekust te worden door een kameraad.
Dan word je van een parende primaat
Tot held van deze swingende sonnetten,
Tot liefdesdier, tot vrijende vedette,
Voor wie gewone vriendschap niet volstaat.
Je houdt van al zijn eigenaardigheden
En vindt hem lief, mooi, en getalenteerd,
Maar raakt al snel verward en gefrustreerd,
Daar derden ook bekijks aan hem besteden:
‘Waarom ben ik niet even felbegeerd?’
Zo denk je menigmaal, niet zonder reden.
| |
[pagina 61]
| |
6
Zo denk je, menigmaal niet zonder reden,
Dat je niet buiten je geliefde kunt;
Je had hem, die je iedereen misgunt,
Het liefste van de wereld afgesneden.
Je woont doorgaans in grote havensteden,
Waar je een trendy kapperszaakje runt
Temidden van het bruisend middelpunt,
Het oog van de orkaan der lichte zeden...
Ach! Had die toplocatie toch gemeden!
Je liefje is er 's nachts opeens vandoor
Met de solist uit het matrozenkoor
Dat 's avonds in de stad had opgetreden.
Je snikt: ‘Ik zál die vadsige tenor!
Ik sta alleen; ontluisterd, moegestreden...’
| |
7
‘Ik sta alleen, ontluisterd, moegestreden
Te stampen in een aangebrande pot.
Al was mijn ex-vriend ook geen keukengod,
Ik moet op zoek naar eetgelegenheden.
Had ik zijn schnitzels maar niet aangesneden,
Dan at ik nu misschien wel entrecôte...’
Geef ze de kost eens, die door zo'n hard lot
Van honger en verdriet zijn overleden.
Verwacht ook van zijn vrienden niets dan smaad,
Ze overstelpen je met vuige laster;
Al is hun eigen vriend geen haar honkvaster,
Jouw goede reputatie is geschaad.
Je moet hen niet meer zien, dat is gepaster:
Er is geen Liefde meer. Alleen nog Haat.
| |
[pagina 62]
| |
8
Er is geen liefde meer. Alleen nog Haat.
Dat wist je, toen je even bij hem langsreed,
Betraand, met klamme handen van het angstzweet.
Je rook de zoete walm van het Verraad.
Je zag weer voor je, hoe hij desperaat
Zijn volgepakte koffers in de gang smeet,
En dat er toen een traan over zijn wang gleed...
Niet thuis. Hij staat misschien wel weer op straat.
Je lapt, een poel van pijnen in gezogen,
De bron van je depressie aan je laars:
Die walm was jullie uitgedoofde kaars,
Waarvan de hete was nog op moet drogen.
Dat je verdriet hebt is op zich niets raars -
Lees dit gedicht! Ga niet naar psychologen!
| |
9
Lees dit gedicht! Ga niet naar psychologen;
Daar wordt geen mens een greintje beter van.
Lees poëzie, of anders een roman,
Wanneer je mooie dromen zijn vervlogen.
Wees dapper, zie de waarheid onder ogen
En wacht je voor sjamaan en charlatan;
Geen wondermiddel is probater dan
Het Woord, zoals door dichters overwogen.
Wat kan het schelen hoe of wie je bent?
Je bent er. Ga in godsnaam niet beginnen
Aan tekst en uitleg, hoe en wat: beminnen -
Dat is sinds mensenheugenis bekend.
Op één gegeven zou ik me bezinnen:
In elke minnaar schuilt wel een serpent.
| |
[pagina 63]
| |
10
In elke minnaar schuilt wel een serpent,
Dat zomaar uit zijn krochten op kan duiken:
Een slang, die opereert in onderbuiken
En toeslaat op een onbewaakt moment.
De Zonde was nog zonder precedent
Toen Eva aan een appel stond te ruiken
Wijl Satan haar beloerde in de struiken...
(Zie voor details het Oude Testament.)
Die Eva! Om er nooit meer in te mogen
Moest ze de hof van Eden uit, voor straf,
Met Adam, die nog altijd om haar gaf,
Hoewel ze hem toch lelijk had bedrogen.
Nu noemt men Eva's schanddaad achteraf
Een zwakheid, ondeugd, tic of onvermogen.
| |
11
Een zwakheid, ondeugd, tic of onvermogen
Doet ooit op slag je liefdestrouw teniet
Doordat je een begeerlijk wezen ziet
En diep door hunkeringen wordt bewogen.
Vol stoute plannen denk je opgetogen:
‘Nu Cupido met een torpedo schiet
Moet ik, al doe ik dan mijn vriend verdriet,
Van zijn kant op clementie kunnen bogen.’
‘Vergeef me schat, het was een incident,
Toe, wees eens lief... Het zal niet weer gebeuren!’
Vriendlief is jankend, smijtend met de deuren,
Op hoge poten bij je weggerend
En zit in een hotel te sikkeneuren:
Funeste dwaling, zinloos sentiment!
| |
[pagina 64]
| |
12
Funeste dwaling, zinloos sentiment!
Laaghartig is het, om je gram te halen
Bij kersvers overspelige gemalen
Die hoopvol gokken op een happy end.
Hij had je zelf zijn wang al toegewend!
Jij kust noch slaat, maar foetert op rivalen
Die er niet zijn. (Voorlopig. Want er stralen
Meer sterren aan het liefdesfirmament...)
Jouw vlammende jaloerse monologen
Konden hem niet weerhouden van geklooi.
Geen wonder, dat het deurtje van zijn kooi
Nu open staat! De vogel is gevlogen
Door toedoen van jouw dwingende pleidooi.
De waarheid is: je hebt jezelf bedrogen.
| |
13
De waarheid is: je hebt jezelf bedrogen
In plaats van je gekwelde chicaneur.
Toch is, nadat je boog voor zijn terreur,
Geen woord van je verdediging gelogen:
‘Ik heb je trots gekrenkt, je eer bespogen,
Je bed versmaad... Ik stelde je teleur,
Maar heb helaas geen spijt van mijn erreur
Omdat ik daar die ander mee verloochen.
Jouw gramschap zie ik als een compliment
Voor onze liefdevolle symbiose!
Verscheen daar niet de macht der machtelozen,
Die rancuneuze, zwarte exponent
Van Liefde, Jaloezie? Je doet me blozen...
Elk zweempje afgunst heb je voorgewend.’
| |
[pagina 65]
| |
14
Elk zweempje afgunst heb je voorgewend,
Elk spoortje jaloezie wist je te veinzen;
Je bleek er zelfs niet voor terug te deinzen
Hem aan te geven, koel en consequent.
‘Ge-bro-ken trrouw’, noteerde de agent,
En sprak, terwijl hij breed begon te grijnzen,
‘Meneer, ik zou er zelf niet over peinzen
Uw vriend te zien als zedendelinquent...’
De sterke arm der Wet wordt je nadelig
Als je je daar onnodig op verlaat -
Heus, ook bij de politie tiert het welig.
Het is bewezen: zelfs in vol ornaat
Gedroeg die brigadier zich overspelig...
Je doet maar liever of het niet bestaat.
| |
Magistraal
Je doet maar liever of het niet bestaat,
Al weet je dat het komt, van lieverlede,
Laat na het pad der Liefde te betreden
Omdat je niets wilt weten van het Kwaad.
Eens zul je merken, dat het anders gaat.
Zo denk je menigmaal, niet zonder reden:
Ik sta alleen, ontluisterd, moegestreden...
Er is geen Liefde meer. Alleen nog Haat.
Lees dit gedicht! Ga niet naar psychologen!
In elke minnaar schuilt wel een serpent,
Een zwakheid, ondeugd, tic of onvermogen,
Funeste dwaling, zinloos sentiment.
De waarheid is: je hebt jezelf bedrogen -
Elk zweempje afgunst heb je voorgewend.
|
|