De Tweede Ronde. Jaargang 21(2000)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] Io's klacht Hester Knibbe Een cape wil ik wel tot m'n tenen om kop en billen te beschermen tegen de zwermen horzels die me plagen: rotstreek van Hera om mij weg te jagen. Niet dat ik iets verfoeilijks deed, ik liep gewoon te pronken met m'n kont en borsten, liet me gedwee bestieren door een god: Zeus die mij zo speels mijn lot leek toegewijd en mij in Hera's wei liet grazen. Maar zij, die zo op rundvee is gesteld, zegt ze, wordt razend om zoiets; kortzichtiger godin kent de Olympus niet. Altijd jaloers die troel, want met haar goddelijke smoel houdt ze haar man niet thuis, haar broer. Nu vráág ik je, welke aardse vrouw zou er nu treuren om zo'n ouwe bok, zo'n brokkenmakermeisjeslokker. Was het mijn man, ik zou hem rustig goudenregen laten spelen, hij sloofde zich maar uit als knobbelzwaan en ik zou schateren als ik hem aan de zwier zag gaan als namaakstier. Zij niet, godin de megahypocriet. O zie mijn omgebogen lot, hoe ik met zoveel bulten op m'n kop als Argus ogen had vermoeid en loeiend een verblijf- plaats zoek: mijn vrouwenlijf. Vorige Volgende