De Tweede Ronde. Jaargang 20(1999)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] Twee gedichten Nico Weber December Voor C.O. Jellema Ik zag mezelf een droom of wat geleden het laantje bij de brug afgaan. Ik schreeuwde: ga weg. Ik wil niet dat je mij hier ziet. Het leek te sneeuwen rond de eenzaamheid. Een voetspoor, nonchalant in 't wit gedrukt, dat leidde naar de jonge wandelaar die deed of hij het zomaar achterliet - de moeite van het omkijken niet waard. Toch wel een mooi postuur, moest ik bekennen. Was ik dat zelf, was ik mijn eigen droom? Zo'n jochie nog. Door iemand nageroepen die niet wist of het klopte wat hij zag, en bang was om zichzelf tegen te komen, na heel lang zoeken, op een winterdag. [pagina 37] [p. 37] Namen Het schijnsel dat zijn lichaam zoekt, kan stralen met een diepe gloed en spreken of een vreemde hem met zachte stem verleiden wil. Als hij zijn ogen sluit, lijkt het of lichten, in zwart-wit en kleur, hem wakker maken met geluid: een fluistering streelt zijn gehoor. Dan komt hij uit het warme bed, doet het gordijn en venster open. Hij denkt vergeefs aan ijskoud water, niets dooft het ingeslopen vuur. Wie kent de zin waarop hij wacht, de stilte die om antwoord vraagt, de nacht, de klankt en stemmingen van alle namen die hij draagt? Vorige Volgende