De Tweede Ronde. Jaargang 20(1999)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] Twee gedichten Renée van Riessen Cartesiaans Wat hij deed in zijn kamer: was niet bijzonder, eerder alledaags, zoals motregen, wind tegen in de lage landen waar hij zich terugtrok. Redenen te twijfelen zijn legio. Twijfel aan de noodzaak van een stoel, tafel, een te dik tapijt. De boeken die ik las, het vak dat ik koos, met woorden ongeschikt om uit te leggen. Twijfel aan de impuls die zegt het is nodig op te staan, op tijd te zijn bij school, notaris of vergadering. Twijfel aan de stem die meedeelt: agenda, ingekomen brieven, vorderingen, klachten, rondvraag: niemand. Wat onbetwijfeld blijft is weinig: niet het kleurloze denken van denken, maar een dakpan, helder rood na regen. Blauw, het eigen blauw van hoge lucht. Een vliegtuig ver weg, daartegen. [pagina 63] [p. 63] Dieren aan zee 1 Roestvlek zit niet stil, beweegt in de arm van een verre kreek schuifelt, wast zich onbespied dikke eidereend. Bijgelicht door zwakke zon alsof geen kijker hem verried. Gezien, beslopen, ingelijst te kijk gezet begint gedicht: Ik roep, hij vliegt, scherper gesteld: en zie, er was geen eend. 2 Zeer stil ligt een geplette rat naast het karkas van dode meeuw. De meesten sterven ongezien bij de beweging van de zee. Maar alles wat gestorven is, blijft in haar armen steeds behoed en opgelost tot stof dat deint dansen de dieren het refrein van eb en vloed, die trage rei van schelpenplooi en slakkenvoer geperst door weke ingewanden naar zachtste plaats waar hun geblutste lichaam ooit kon landen. Vorige Volgende