De Tweede Ronde. Jaargang 17(1996)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 85] [p. 85] Rumphius op Ambon Patty Scholten Oostinjevaarder Hout, touw en doek: het schip in kort bestek. Een kerk op zee. De spits staat in het midden. Driehonderd man leren er vloekend bidden voor een behouden aankomst op de verre plek. De masten prikken schapewolken lek. Het want een drogend net voor reuzevissen. De vangst matrozen, bange hagedissen, zich plat drukkend en klauwend boven 't dek. De ‘Muyden’ wordt bewaakt door houten leeuwen, uit elk luik steekt de loop van een kanon. Men gaat voor goud in deze oude eeuw en elk land bevecht zijn specerijenbron. Rumph hoort het hoge klagen van de meeuwen, een walvis ademt aan de horizon. [pagina 86] [p. 86] Rariteitenkamer van Ambon Bataafse boerejongens, Midas-ooren, geplekte katjes, harpen, bersteen-oesters en spookjes, muggescheten, Asschepoesters, gemeene Jacobs schulpen, kuipersbooren. Wat baardnijpers, bezaantjes, lampjes, tollen en perspectiefjes, scherfjes, qualle-bootjes. De grauwe munniken, olyve-tootjes, Prince begraaffenis, bagynedrollen. Patryzen, padden en boerenmuzyk. Quadrantjes, klipkousen en duizentbenen. Ook Bandasche pimpeltjes, beddetyk en knoddekens, blauwruggen, poelorons. Rumphius' schelpenamen, lang verdwenen. Slechts mossel, oester, kokkel resten ons. De wetenschapper Wat drijft de onderzoeker meer dan eer? Nieuwsgierigheid, het houvast van het weten - wat denkt een vis, hoe zwermen de planeten? Hij dwaalt, verdwaalt en vindt en zoekt naar meer. Meten is weten. Wie verzon die leer? Hij meet en meet en raakt nooit uitgemeten. De meetlat breekt, door houtworm aangevreten, de bliksem slaat zijn weerballonnen neer. Wordt hij een zot, slechts starend in kristal of het heelal met tele-microscopen? Roerend in oersoep vindt hij toch geen bal. Een kleuter demonstreert zijn harlekijn, op Ambon zal hij later slakken slopen. Rumph noemt zich Rumphius en schrijft Latijn. [pagina 87] [p. 87] De roep van de zee De paashaas, boeman, ooievaar en fee, ze hebben Rumph als kind steeds vergezeld. Er werd hem zoveel op de mouw gespeld. ‘In schelpen hoor je 't ruisen van de zee.’ Zijn ouders wisten alles, alle twee. Bijvoorbeeld als hij leugens had verteld doordat dit op zijn voorhoofd werd vermeld. Hun blanco hoofden deelden hem niets mee dan dat er in een schelp een zee zou huizen. Een binnenbranding hoorde hij, dof suizen. Werd er - schelp tegen schelp - iets zacht gefluisterd? Op Ambon weet Rumph dat de waarheid toch gewonnen heeft van ouderlijk bedrog: je hoort jezelf, als je naar schelpen luistert. Vorige Volgende