De Tweede Ronde. Jaargang 16(1995)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 84] [p. 84] Vier gedichten Arjaan van Nimwegen Aan Fritzi ten H. van der B. Slordige vrouw met weke ogen, toevend in warrige woonsten, vol van overtollig maar dierbaar bibelot-gefrutsel, wollig als al uw volle verzen, zeurend, snoevend of snikkend als uw blik, knuffelbehoevend, licht-alcoholisch, weifelend of lollig: mijn liefde voor uw woord is even mollig als die voor uw portret. Het is bedroevend. Schrijf mij, of desnoods anderen, een brief, een dreinend vers, een raar gevoel, een lief, ongrijpbaar kluitje woorden, of een knus, alleen door mij te voelen sentiment. Schrijf opdat ik nog weet dat u er bent. Schrijf, tedere mevrouw. Schrijf, of ik kus. [pagina 85] [p. 85] Aan Kristien H. Omdat je op mijn eerste meisje lijkt kan ik aan jouw verhalen niet voorbij. Ik weet, je bent het niet, en toch zeg jij haar woorden, schudt haar haren, en je kijkt als zij: onhandig, licht verongelijkt. Omdat je over liefde schrijft als zij: Je bent zo ver weg, denk je wel aan mij? Maar jij bent verder weg en nooit bereikt. Zwarte gordijntjes haar, schutterig lachje: ik blijf je altijd naar mijn jeugd vertalen, de eerste op mijn korte liefdeslijstje. Ik las tussen je regels en ik zag je op Kerst en andere liefdesverhalen. En zo zie je eruit: als iemands meisje. Aan Dirkje K. Ik durf u eigenlijk niet echt genaken: uw krasse stap, uw krachtig mantelpak, uw weetjes en uw kennis van het vak, uw bloesjes, ruches en uw wijfjeszaken. En evenmin lees ik op mijn gemak uw sliertig proza, keutelend en krakend van komma's - wil uw kakelen toch staken en bied het schuwe wichtje onderdak dat ik in uw verhalen tegenkom, uit uw tweeslachtig Utrecht opgegraven, dolend als bleke schim, na zoveel jaar door Trans, Flieruilensteeg en Achterom, het Jodenrijtje en de Kintjeshaven: zij is mijn zusje en ik hou van haar. [pagina 86] [p. 86] Aan zuster H. Ay vogeltjes, houdt u wat in uw zingen doet mij zeer. Mijn minnen geeft mij geen gewin: zij mint te zeer de Heer. Zo min als ik mijn minnen min te meer min ik haar meer, te meer dat ik op zinnen zin of min of meer probeer een zin te vinden in de min, wordt al mijn zingen tot zinloosheid. Ik zie de zin er niet van in want al haar dingen zijn mij te wijd. Vorige Volgende