De Tweede Ronde. Jaargang 16(1995)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] Drie gedichten Juliën Holtrigter Gaea Fossielen van lippen, de afdruk van een omhelzing, een welving, wat een mens niet bewaart, van schoentjes, scheden en schorten tot vijzels en potten, van liefde het zeer oude zeer. De conservator valt op serveersters. Het wordt routine: 's nachts komt ze thuis, 's morgens vindt hij haar naast zich, als dood. Haar dienst zit erop. Zij ligt op haar zij, haar knieën gevouwen, het knokige meisje. Onuitputtelijk slaapt ze in haar vitrine. Blauwe machine Op een willekeurige dag, je komt van je werk, de weg is lang en verlaten, kijk je om je heen, het is alsof je verdwaald bent. De bomen staan onbewogen. Keek er iemand naar jou, zonder dat je het merkte waarschijnlijk. Was het een blauwe machine met allesdoordringende ogen? Was het de zacht vibrerende hemel? Machines onthouden veel beter. De hemel is zoveel leger. Er is zoveel weten dat is verbogen door licht, door eeuwenoud licht van stelsels van sterren, dat zwaarder is dan men kan wegen. [pagina 60] [p. 60] Een vleugje jasmijn Een keer, op klaarlichte dag, gaat een vleugje parfum over straat. Zondagmorgen, er is niemand te zien. En toch, de voortvluchtige geur zweeft boven het asfalt. Roept automatisch een nacht op in 1980. Charlotte. Prachtige raadsels haar ogen. Haar mond was zo open en bloot als de lippen van bloemen, zo dicht, zo gesloten. Dorst was ik, euvele moed, bloed dat niet meer tot rust kwam. Waar ze was, daar naast mij, daar geurde jasmijn. Zo geurt in het donker een taxi zonder bestemming. De stad uit. De nacht overwelfde de plek waar wij lagen. Wat ons bezielde, het was of de wind het verwaaide over de heide. Het verwaaide over de heide. Vorige Volgende