De Tweede Ronde. Jaargang 16(1995)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 76] [p. 76] Remedie Karel van Eerd I Ik moet een hond, ik moet wat meer bewegen. Wandelen moet ik, maar ik heb geen smoes. Barzoi (te chic), of collie, schapedoes: langharig, en kan daar mijn hooikoorts tegen? Ik moet een hond die weet van poten vegen, niet likt; klein (bovenhuis), glad, hoogstens kroes; zo een die luistert op een platenhoes, beseft wanneer er volgzaam wordt gezwegen. Ik weet dat in 't asyl hij mij al kende. Hij droeg per ongeluk de zelfde naam en wist me zo begrijpend aan te kijken. Ik wandel nu zesvoetig hier tezaam waar hij zich ook maar keren wil of wenden. Ik ben de hond waarop ik straks ga lijken. [pagina 77] [p. 77] II Ik moet een kater, moet wat minder drinken, 's Ochtends geradbraakt zijn, meteen bekaf; de sigaret en koffie smaken laf, de plas, de asem en de oksels stinken. Ik moet een kater die me zou verlinken als ik me op het natte pad begaf, die krabt en krijst en bijt, gerechte straf, omdat ik trouwens ook wel wat mag slinken. Ik blijf voorshands mijn zelfbedrog miskennen. Tot ik betrapt ben door een sneller kwaad, heb ik voor ieder glaasje weer een smoesje. Ik neem vandaag mijn eerste wijntje laat, maar morgenochtend zal ik mij verwennen. Dan drink ik vroege koffie met een poesje. Vorige Volgende