De Tweede Ronde. Jaargang 15(1994)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Drie gedichten Duco van Weerlee Vader en zoon Na de regen en het drogen schuilt Darta bij mij op schoot. Zijn kille voeten op mijn voeten, mijn armen om zijn armen. Langzaam voel ik zijn rumoer verstillen, zijn hoofd zwaarder worden en daar zit ik met een slapende tiener op schoot. Ooit kende ik een kipje dat op mijn knie op stok wilde, maar dit vaderschap weegt zwaarder. De opstelling dwingt tot eerbied, jeuk en kramp. Geen heilige of hij is door beproevingen gegaan. Maar hoe vleiend zijn koninklijke overgave. Hoe verheffend slaapt mijn kind. [pagina 49] [p. 49] Water en vuur Wayan klimt in een boom. Ketut verzinkt in trance. Onze jongens melden: uitzicht op ver en de gunst van dorpsgenoten in het onzienlijke. Laten we nu eten, bidden en vrolijk zijn. Een beetje gokken ook. Happend naar lucht klimt Wayan nog één keer in de boom. Verveeld van eigen vraatzucht zakt Ketut voorbeeldig in de diepte. Daarna wankelen de anderen over sawahdijkjes naar huis. Wij redden het wel in de tijd tussen vruchtwater en brandstapel. Tot dagelijks gedoe ons verlangen dempt, vervalst, verbittert. Holland of Bali De geur van Hollandse sloten, of het wit van pasgekookte rijst? Sterker nog: een wulpse brij met boter, suiker, snuifje kaneel, of een hartige hap met kippelevertjes, pindasaus, verse krupuk? Snuivend en smekkend ondervraag ik mijn hart. Een verwarde veldmuis piept in het voorhuis. Kikkerkabaal en windmolens, schildersluchten. Kikkerkabaal en windharpen, stromende sloten. Boven een haag van palmen fonkelt een vlucht reigers tegen de regenlucht, verkondigend grote blijdschap. Laten we zeggen: welbehagen. Vorige Volgende