[De Tweede Ronde 1994, nummer 3]
Voorwoord
Dit Winternummer bevat Nederlands proza van drie beproefde medewerkers (Arnon Grunberg, Frans Pointl, Hendrik van Teylingen) en een bepaald indringend debuut, het verhaal ‘Poep’ van Manon Uphoff. Nederlandse poëzie is er van Catharina Blaauwendraad, Eric Coenen, Job Degenaar, Juliën Holtrigter, Jan Kostwinder, Johanna Kruit, Jean Pierre Rawie, Bas Rompa, Thom Schrijer (een debuut), Victor Vroomkoning, Duco van Weerlee, Rina van der Wel, Staf de Wilde en Klaas de Wit. De tijdschriftkritiek laat zich zelden gunstig uit over Nederlandse poëzie in De Tweede Ronde, maar poëzie die toegankelijk, bondig en beeldend is, en in bepaalde gevallen rijmt, hoort niet te worden beschouwd als irrelevant, zomin als onbekende teksten van o.m. Beethoven, Heine en Tolstoj (in het Muzieknummer) een recensent zouden moeten doen denken aan de lucht van motteballen.
Light Verse is in dit nummer weinig omvangrijk, met bijdragen van Frits Criens, Kees van den Heuvel, Drs. P en Jan Vanhaelen; Gé van den Bovenkamp debuteert in deze rubriek.
De sectie Foto's (Beelden van Portugal, van de Nederlandse Portugees José Melo) markeert de overgang naar het vertaalde gedeelte, samen met Essay, waarin behalve een historische beschouwing over de Fado, van Rentes de Carvalho, een overzichtsartikel over de Portugese letteren in de twintigste eeuw te vinden is, van de hand van de beide gastredacteuren voor dit nummer, Harrie Lemmens en Piet Janssen, die samen al het Portugese materiaal hebben vertaald. In Vertaald proza werk van zeven auteurs van wie vooral Direitinho, Paixão en Sá-Carneiro opvallen, in Vertaalde poëzie acht dichters onder wie Pessoa, met zijn ‘Triomfode’, en José Almada Negreiros, met zijn ‘Ode aan Fernando Pessoa’. Dit keer zijn de bi(bli)ografische noten ondergebracht in het overzichtsartikel.
Redactie